Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0932

0932 Stem van het geweten – Verlossingswerk op aarde

27 mei 1939: Boek 18

Laat het een waarschuwing voor jullie zijn, dat jullie meer gehoor schenken aan de stem in je, want deze stem wordt overstemd door de eisen van de wereld. En in de drukte van de wereld slaan jullie geen acht op de goddelijke eisen, die jullie door deze stem geopenbaard wordt. En daarom is de strijd op aarde het enige middel, want het geeft er het snelst aanleiding toe, dat jullie bij jezelf te rade gaan en dat dit voor je innerlijke leven bevorderlijk kan zijn.

Maar er ligt een buitengewoon grote zegen in het voortdurend aandachtig in zichzelf luisteren. En dit draagt buitengewoon aan de zelfveredeling bij, want de mens probeert voor zichzelf rekenschap af te leggen over al het denken en handelen en dat in verband te brengen met het hem opgelegde lot. En nog veel meer wordt het denken van de mensen in zulke gevallen aangespoord, waar het om directe bekendmakingen van de goddelijke wil handelt. Deze zullen overeenstemmen met dat, wat de mens zelf in de vorm van de innerlijke stem, het geweten, gewaarwordt.

Elk wel denkend mens zal positief moeten staan tegenover deze bekendmakingen, waar het om de richtlijnen handelt, die elk mens aan moet nemen en op moet volgen. In geen enkel menselijk hart zal de goddelijke wil in tegenovergestelde zin merkbaar worden. Er zal van iedereen voortdurend hetzelfde geëist worden, namelijk om in liefde voor God en de naaste te leven. En een ieder zal ten diepste het onrecht van zijn handelen beseffen, als hij op een andere manier, één die in strijd is met de goddelijke geboden, werkzaam is.

De grote gemeenschap van degenen, die tot redding van dwalende zielen werkzaam zijn, staat in het nauwste verband met de eeuwige Godheid, want om aan zo’n verlossingswerk bij te kunnen dragen, is het nodig, dat ze in een zekere graad eveneens aan de genade van het verlossingswerk deelachtig werden en ze de weg naar God reeds gevonden hebben en ze nu aan hun kant het volledige inzicht hebben, dus in het volle bewustzijn uitvoerenden van de goddelijke wil zijn. Daarom heeft de mens, die de Heer op zo’n manier op aarde dient, dat hij zich bereidwillig over de dwalende zielen ontfermt, alle voorwaarden vervuld om een bepaalde graad van rijpheid te verkrijgen, want hij doet nu op aarde alles in opdracht van God, omdat Diens wil onophoudelijk op hem inwerkt en het mensenkind bewust en vrijwillig deze goddelijke wil opvolgt.

En zo zal het begrijpelijk zijn, dat alle wegen zo gegaan moeten worden, zoals het goed is om verlossend werkzaam te kunnen zijn. Maar dat steeds eerst de vrije wil van de mens voorwaarde was, voordat de wil van God zich van hem meester maakt. En daarom is de mens wel uiterlijk als mens werkzaam, maar steeds in opdracht van de Heer en daarom zal alles, wat hij onderneemt om God te dienen en verlossend te werken, gezegend zijn. Alle machten van de hemel staan zo’n mensenkind bij en als zijn geest zich de vereniging met de eeuwige Godheid als doel gesteld heeft, dan zal hij dit ook zeker bereiken, want hij hoeft alleen maar te willen en zijn wil is als het ware Gods wil, waartegen zich geen hindernis op kan werpen. En alles zal zijn wil gehoorzamen.

En opnieuw rijst hier de vraag bij de mensen, welke taak de eeuwige Godheid nu juist aan de mensen, wiens opdracht het is om verlossend te werken, gegeven heeft. En er kan niet genoeg op gewezen worden dat elke werkzaamheid, die op zich liefde is, verlossing bewerkstelligt. Alleen de liefde kan verlossing betekenen, alleen in de liefde werkt God Zelf en dus direct. En alles wat God tot stand brengt, moet uiteindelijk de bevrijding van het geboeide wezen brengen. Want elk scheppingswerk ontstond door de liefde van God alleen maar voor de bevrijding van al het geestelijke, dat door eigen schuld in geboeide toestand verkeert.

De geestelijk toestand van de mensen op aarde laat geen volkomen bevrijding toe, zolang de liefde uitgeschakeld is bij al het denken en doen van de mensen. Maar omgekeerd kan een volledig tot liefde geworden mens door beïnvloeding via de gedachten, sterk verlossend op zijn omgeving werken. Hij kan in de diepste harmonie met de eeuwige Godheid zich alle kracht uit God eigen maken en met behulp van deze kracht de wezens om zich heen helpen en hun geest eveneens wekken. En het zachtste gebed tot de Vader vraagt om deze kracht.

De eeuwige Godheid laat het echter niet toe dat de weg naar het inzicht volledig uit de weg gegaan wordt. Dat een wezen dus geheel zonder eigen streven en moeiteloos dat verwerft, wat het doel van het leven op aarde is. De wil om het juiste te doen, om de mensen ertoe aan te zetten om zich aan het werkzaam zijn van de Godheid over te geven, opdat de kracht van God zich daar dan kan uiten, juist door het in de liefde werkzaam, tot het bevrijden van dwalende zielen, bestemd mensenkind, dat voor dit doel gevormd en door God uitverkoren is om de geestelijke nood op aarde succesvol het hoofd te bieden en tot zegen van de mens zijn taak uitvoert.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte