Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0922

0922 Verplichte naleving van de geboden

19 mei 1939: Boek 18

De goddelijke geboden liggen zo klaar als een klontje voor je. Dat Mijn wil zich aan jullie bekendmaakt, waar je haar ook maar verlangt te horen, heeft geen verdere verklaring nodig. Geen wezen heeft de macht om de stem in jullie een halt toe te roepen. Ze zal zich steeds weer kenbaar maken en de mens de juiste aanwijzingen geven, hoe hij volgens de wil van God moet leven.

Wanneer de mens er echter zelf aan bijdraagt om deze stem in zich tot zwijgen te brengen, dan is het weer zijn wil om tegen Mijn geboden te handelen. Want iedereen is in staat om binnen de goddelijke ordening te leven, als hij dat ernstig wil. Alleen de wil is doorslaggevend. Maar deze wil is volledig vrij, zodat dus een nakomen van Mijn geboden onder een zekere dwang niet de waardering geschonken kan worden, die een vrijwillig acht slaan op deze geboden bij Mij krijgt.

Dus het is een enorm verschil of het mensenkind zich vanuit zichzelf ontwikkelt tot een gehoorzaam, deemoedig, God boven alles liefhebbend wezen of dat door dwang zo’n ontwikkeling moeizaam tot stand gebracht wordt. Want dat laatste zal juist pas dan welgevallig voor Mijn ogen zijn, wanneer het mensenkind Mij geheel vrijwillig het hart schenkt, wanneer de dwangmaatregelen er in zekere zin aan bijgedragen hebben om hem de juiste verhouding van het kind tot de Vader te laten beseffen en het nu uit eigen beweging de diepe verbinding met de Schepper en Verlosser zoekt. Het is het eerste en belangrijkste gebod om deze juiste verhouding indachtig te zijn.

Een kind, dat zijn Vader zoekt, bevestigt daarmee al zijn wil om Hem te dienen. En hij zal zich er dus ook niet tegen verzetten om alle geboden van de Vader te vervullen. Het kind zal alles, wat tegen de goddelijke geboden in gaat, verafschuwen. Het is zo onuitsprekelijk waardevol om zich deemoedig aan de goddelijke wil te onderwerpen, om nu de bekendmakingen van deze wil, het woord van God, te ontvangen. Het staat de mens vrij om dit te doen. Het is op zich geen gebod, maar het is van onnoemelijke zegen.

En dus maak Ik altijd maar Mijn wil aan alle mensen bekend, maar Ik gebied hen niet. Wat hij doet, moet hij vrijwillig uit liefde voor Mij doen en uit de eigen behoefte om binnen de goddelijke ordening te blijven. Er zijn hem wel richtlijnen gegeven over hoe hij Mijn wil vervullen moet en wat de juiste weg tot Mij, tot de waarheid en tot het eeuwige leven is. Echter kan datgene, wat jullie mensen van de innerlijke vrijheid berooft, niet van waarde zijn.

De geest van de liefde moet in jullie werkzaam zijn. Laat deze zich ontplooien, dan leven jullie geheel volgens Mijn wil. Dan zal het gemakkelijk voor jullie zijn om Mijn geboden te vervullen. Dat wil zeggen, geheel volgens Mijn wil te leven. Jullie zullen dan ook alles doen, wat de kerk jullie voorschrijft. Echter niet omdat ze het jullie voorschrijft, maar omdat jullie Mij willen dienen. En dus is alles, wat jullie uit liefde voor Mij doen, goed. Alles, wat alleen maar het vervullen van jullie plicht is, maar waar het de liefde voor Mij ontbeert, is zonder waarde.

De toekomst zal jullie leren, welke maatregelen getroffen worden om de kerk tot wankelen te brengen. Wie innerlijk aan Mijn zijde staat, zal ook dan nog waarlijk als een rots in het midden van de branding staan, want hij zal niets verliezen, omdat hem niet afgenomen kan worden, wat hij in het hart draagt. Echter zal diegene, die alleen volgens de letter Mijn volgeling was, onevenwichtig en van de uiterlijke bescherming beroofd, zoals het kaf in de wind, wegwaaien. Voor hem zal alles een holle klank zijn, want zijn hart stond ver van Mij af, ofschoon hij plichtmatig vervulde, wat volgens voorschrift voor hem als goddelijk gebod gegolden heeft.

Neem dit ter kennisgeving aan en belast jouw gemoed daar niet mee. De uitingen van Mijn wil moeten jou zonneklaar geboden worden, opdat je je niet in Mij en Mijn liefde vergist.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte