Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0905

0905 Opdracht, die de vrije wil van de mens vereist

10 mei 1939: Boek 18

Je zal horen, wat je troost zal bieden: Het is slechts weinigen vergund om de levende verbinding met de Vader van het heelal tot stand te brengen. En deze weinigen zijn door Mij uitgekozen om een grote missie te vervullen. De mensen hebben heel vaak de behoefte om in directe verbinding met Mij te komen en Ik bedenk hen steeds naar hun waardigheid. En dit is weer afhankelijk van de graad van het verlangen naar liefde voor Mij. En zo grijp Ik met alle macht degenen, die ter wille van Mij hun wereldse verlangen op kunnen offeren, want ze zijn het dichtst bij de staat van bevrijding van alle materie.

Het is nu in strijd met Mijn wil, wanneer alles en iedereen, die in het hart nog heel ver van Mij verwijderd is, er zich toe geroepen voelt om de goddelijke stem te horen. Maar het is weer helemaal verkeerd om alle bekendmakingen van zo’n soort te verwerpen, want in een ongelofelijke zelfoverschatting staan degenen, die Mij en Mijn werken zo precies geloven te kennen, dat een ingrijpen van Mijn kant voor hen niet mogelijk lijkt.

Zo vele wezens moeten wel vrezen het gevaar om door van God afgewende geestelijke wezens beïnvloed te worden. De basis van dit kwaad is dan immers altijd een zekere aardse interesse. Wie echter met de wil om Mij te dienen afziet van al het aardse, zal ook nooit behoeven te vrezen om een verkeerde verbinding aan te knopen, want zulke mensenkinderen behoed Ik voor dwaling en kwade invloeden.

En Ik wil jou in overweging geven, hoe omvangrijk de goddelijke liefde zich toch aan jou geopenbaard heeft. Zie, daarboven kunnen werelden vergaan, alvorens zo’n opdracht, die de vrije wil van de mensen vereist en tegelijkertijd eist om tegen alle weerstanden van buiten stand te houden, zich laat vervullen.

Eeuwig en altijd weer zullen de mensen zelf willen verwoesten, wat Mijn liefde voor hen op zou willen bouwen. En Ik kan de mensen niet dwingen door buitengewone bewijzen, die hun wil in een toestand van dwang zou brengen. Een volledig vrije wil moet dit werk voltooien. Het moet als het ware de wereld overwinnen, doordat hij sterker is dan alle verzoekingen van deze wereld. Steeds weer worden de mensen aarzelend in het geloof en toch kan alleen maar een sterke rots het levende water laten stromen. En de rots zal aan een grote stormloop blootgesteld worden en het moet hier weerstand aan bieden. Pas dan kan deze rots zich openen en kan voor hem de bron van waarheid ontspringen.

Er zijn er wel vele toe geroepen en elk mensenkind, dat zich aan Mijn wil onderwerpt, is Mij goed, maar geen van hen houdt stand als de verleidingen van buiten naderen, en het geloof is dus zwak. Ze willen Mij op de proef stellen en bekennen daardoor hun gebrek aan geloof, en als Ik de mensen niet met buitengewone genade bedenk, worden ze moedeloos en verlaten ze Mij. En de nood op aarde wordt voortdurend groter en dreigender. En degenen, die door Mij opgewekt zijn, zijn zwak en aarzelend. En men gelooft Mij te dienen, terwijl men Mijn arbeiders afkerig probeert te maken. En Ik denk nu vooral aan hen in het bijzonder en zou hen graag deel willen laten nemen aan de werken van Mijn liefde. En dus belonen ze Mij voor Mijn liefde.

Mijn kinderen kunnen Mijn liefde niet meer herkennen. Ze zoeken Mij in de verte, waar Ik hen heel nabij ben en ze hechten zo eindeloos veel waarde aan het begrijpen van Mijn woord met zichtbare gebaren. En toch zijn ze dragers van dit woord en moeten ze Mijn diepe liefde voor de mensheid verkondigen. En Ik bedenk hen met grote kracht, omdat ze volgens Mijn wil werkzaam zijn en ze Mij grote aantallen schaapjes toevoeren, maar Mijn liefde begrijpen ze nog niet. Ze richten een versperring op tussen zichzelf en de wereld. Ze laten ook de weinigen, die van dezelfde gedachten zijn, niet voorbij deze versperring, maar verhinderen hen de toegang.

En Mijn liefde moet toekijken en kan niet helpend ingrijpen, want de wil van de mensen is vrij en mag niet door Mij aangetast worden. De nood van de ziel is onnoemelijk en daarom geef Ik opnieuw Mijn woord. En dit aan degenen, die gewetenloos aan de willekeur van degenen, die aan de mensen het boek van de Vader onthielden, prijs gegeven waren.

Zo denk Ik onophoudelijk aan de Mijnen, dat wil zeggen aan degenen, die Mij liefhebben en in deze liefde naar Mij verlangen. En Ik sla geen acht op de wet, die de mensen zelf maken en waarvan ze nu geen jota af willen stappen. De algemene kennis, die door de wijsheid van de Vader overtroffen wordt, zal die kennis wel willen verwerpen, maar Ik stel geen grenzen en geef zo, zoals de geestelijke rijpheid van de mensen het vereist.

Jij, Mijn lief kind, bent ver verwijderd geweest van alle kennis betreffende zaken, die Ik jou verklaard heb. En dit alleen al zou voldoende moeten zijn om een goddelijk heersen te herkennen, want waar de mens anders lange tijd voor nodig heeft, dat werd jou in korte tijd in de edelste vorm gegeven. En in deze zekerheid zul jij jouw geloof ook tot deze sterkte laten komen, zoals het noodzakelijk is om als ijverige dienaar van God verder jouw opdracht te vervullen.

Amen

Vertaald door Peter Schelling