Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0898

0898 Leven zonder liefde – Vroegtijdig wegroepen

4 mei 1939: Boek 18

De goddelijke zending is buitengewoon genaderijk en vergroot de kennis van de mens over zaken, die anders verborgen voor hem blijven. En zo is jou vandaag een verklaring toebedacht, die samenhangt met het sterven van degene, die jouw gedachten bezig houdt.

Merk daarom op: Het zich bewust verdiepen in geestelijke vraagstukken bevordert ongetwijfeld de ontwikkeling van de ziel. En daarom is iedereen, die geestelijk zoekt in het voordeel ten opzichte van degenen, die aan buitenaardse vragen helemaal geen aandacht schenken. Maar nu voltrekt zich in het hart van de geestelijk strevende een verandering. Het besef is wel dichtbij, maar toch blijft er een zekere afwijzing. En wel daarom, omdat hij meer verstandsmatig, dan met het hart streeft. Dat wil zeggen, dat de liefde in hem nog niet goed werkzaam is geworden. En dus is een juist leven in liefde, dat naar de opwekking van de goddelijke geest leidt, nog niet begonnen. En zo probeert de mens met goede wil weliswaar dichter bij de waarheid te komen, erkent hij God ook als het meest aanbiddenswaardige wezen, probeert hij Hem te naderen, maar toch ontbreekt het hem aan de juiste warmte, die in de liefde haar oorsprong heeft.

De mens staat wel met alle zintuigen klaar om de genade van God in ontvangst te nemen, maar toch laat in het diepste van zijn hart de gedachte niet los, dat een eeuwige Godheid zich nooit zichtbaar zal uiten ter wille van het armzalige schepsel. En dit is een gebrek aan geloof, die onmiddellijk uit de weg geruimd zou zijn, als de mens de liefde met volle overgave zou willen beoefenen. Degene, die in de liefde leeft, is de eeuwige Godheid zo nabij, dat hij Zijn ademtocht bespeurt. Wie in de liefde leeft, gaat geheel in God op, omdat God Zelf in alle werken van liefde in hem is. En wie in de liefde leeft, moet tot het ware besef komen, want de Liefde Zelf maakt hem dit bekend.

Maar aan de liefde werd in het leven te weinig aandacht geschonken, terwijl met de eigenliefde al te zeer rekening gehouden werd. En dus moet de ziel nu opnieuw gelegenheid geboden worden om zich in de liefde te oefenen. En zo’n ziel kan heel goed ook aan de overkant, in het hiernamaals, in het werk gesteld worden. Want zijn geestelijke kennis is groot en dat zal hem, als in hem ook de liefde levend wordt, zijn opdracht makkelijker maken.

En zo zal de wil reeds gezegend zijn, want deze wil bezorgt hem een drukke werkzaamheid. En zo gaat hij opnieuw een verdrag aan met de hemelse Vader. Hij onderwijst degenen, die arm zijn van geest. Hij geeft hen, wat zijn geestelijke bezit is en hij denkt aan al die armen, voor wie noch de liefde van de mensen op aarde, noch eigen goede werken, het hiernamaals draaglijk maakt. Hij wil doorgeven, wat hij in rijke mate ontvangen heeft en hij wil de liefde voor al deze armen werkzaam laten worden. Dit heeft hij tot nu toe op aarde verzuimd en omdat hij de weg op aarde gegaan zou zijn zonder de juiste liefde is deze stap voor zijn eigen vervolmaking gemaakt.

Hij wilde wel, maar bij begreep de kracht van de liefde niet. En daarom is hij naar huis gehaald om in het hiernamaals zijn opdracht te vervullen en in werkzame liefde mee te werken aan de verlossing van de dwalende zielen. Want de Heer heeft nog vele arbeiders voor Zijn wijngaard nodig en wat Hij bepaalt, is altijd wijs en rechtvaardig.

Amen

Vertaald door Peter Schelling