Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0893

0893 Nieuwe scheppingen – Onveranderde natuurwet – Dezelfde loop – Ritme

1 mei 1939: Boek 18

Jullie weten immers niet, hoe groot de schepping van God is. Hoe onnoemelijk omvangrijk en hoe vol afwisseling de Heer van de hemel en de aarde deze schepping vorm gegeven heeft en hoe er steeds weer nieuwe scheppingen bij komen, uitgestorven ruimten vullend, en weer op de verdere ontwikkeling van de levende wezens berekend.

Het ultieme doel van de hele schepping is om het geestelijke dichter bij God te brengen. En dit zal tot in alle eeuwigheid zo blijven. Want het is de wil van de Schepper om dat te behouden, wat Hij geschapen heeft. Wat eens in alle volmaaktheid van God uitging, moet dezelfde staat van licht hebben om weer tot zijn uitgangssituatie terug te kunnen keren. Het moet verder elk stadium van ontwikkeling doorleefd hebben. Het moet elk scheppingswerk doorgegaan zijn om eens dezelfde scheppingsvormen te kunnen laten ontstaan, omdat dit de opdracht van alle lichtwezens in de eeuwigheid is. Dus heeft God het wezen een doel gegeven, waar hij naar moet streven. Hij heeft dit doel afhankelijk gemaakt van een zekere rijpheid en weer van de staat van rijpheid van zijn geestelijk streven.

En weer daarom dient elke schepping steeds alleen maar het doel om het geestelijk streven te stimuleren. En dit des te meer, hoe meer op de schepping en haar vele duizendvoudige wonderen acht geslagen wordt. De geest van degene, die afgestompt en blind aan hen voorbij gaat, kan nooit opgewekt worden, want hij houdt zich nog te veel met lichaam en ziel met deze aarde bezig en vraagt niet naar het begin en het einde.

Bij degene, die echter de goddelijke schepping bekijkt en voor wie het duidelijk wordt, dat honderden en duizenden jaren geen verandering van de natuurwetten tot stand brengen, die zijn blik over de eindeloze variaties van de goddelijke schepping laat zweven en dan weer bedenkt dat alles leeft, moet dan, gezien deze gedachten, ook de vraag opkomen waarom al het leven op aarde bestaat. Hij kan deze vraag niet met holle frasen beantwoorden, wanneer het beantwoorden van deze vraag hem ernst is, maar hij moet verder streven naar het antwoord en kan haar uiteindelijk alleen maar geestelijk uitputtend beantwoorden.

Want de loop van de wereld blijft eeuwig dezelfde. De natuurwetten zijn eveneens niet onderhevig aan een tijdelijke verandering. Het is en blijft, zoals het van eeuwigheid af was. Steeds in hetzelfde ritme, in dezelfde wetmatigheid en met een onveranderd verloop, zoals het de wil van de Schepper van eeuwigheid af is.

En de mensen op aarde staan machteloos tegenover deze wetten. Ze kunnen zich wel de ondoorgrondelijke krachten ten nutte maken, en dat in grote mate, maar ze kunnen op geen enkele manier deze kracht naar eigen goeddunken een andere werking laten hebben. Ze kunnen niet willekeurig een kracht gebruiken voor iets anders, dan de door God door de natuurwet bepaalde werkzaamheid. Ze moeten zich veeleer uiterst precies aan deze natuurwet aanpassen, wil de kracht niet op een beschadigende manier tot uitdrukking komen. En elke overtreding straft zich vanzelf, want elke veronachtzaming van de natuurwet heeft een verwoesting van alle materie tot gevolg. Maar nooit door een in de menselijke belangstelling liggend opbouwen en toenemen van al dat, wat zich zichtbaar of voelbaar zich aan hem openbaart.

Reeds op aarde is de mens al scheppend bezig. Echter moet hij zich altijd bij alle handelingen aan de goddelijke Schepper en Zijn wil onderwerpen. Daarentegen is het zijn opdracht in het hiernamaals om met inzicht in alle scheppingswetten en hun doelmatigheid onophoudelijk door zijn wil nieuwe scheppingen te creëren, die in de lichttoestand echter volledig met de wil van God overeenstemmen. En om in dit voortbrengen en scheppen een gelukkig makende toestand te zien, die ver voorbij jullie menselijk oordeel, zaligmakend is. En voor dit einddoel moeten jullie op aarde voortdurend werkzaam zijn en met alle kracht streven naar volmaaktheid.

Amen

Vertaald door Peter Schelling