Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0883

0883 Liefde wekt op – Liefde bevrijdt

24 april 1939: Boek 18

In het besef van de opdracht op aarde zal de mens steeds de juiste weg gaan, want het zal steeds zijn streven zijn om van de al hem ten dienste staande middelen, die de genade van de Heer hem doet toekomen, gebruik te maken en zo ook het leven op aarde goed te benutten.

Nu heeft al het opwaartse streven op aarde pas dan de juiste waarde, wanneer de liefde al het handelen en denken bepaalt. Want pas de liefde wekt op, maar zonder liefde blijft elke handeling een dode onderneming. Dat wil zeggen: het is dood voor de eeuwigheid, ook wanneer het op aarde tijdelijk loon oplevert. De liefde moet het hart vervullen en de wil bewegen om werkzaam te zijn. Dan heeft alle werkzaamheid op aarde het resultaat, dat de graad van rijpheid van de ziel omhooggaat, dat de ziel als het ware nu pas nut heeft van wat het lichaam doet.

En omdat het op aarde enkel en alleen om de ontwikkeling van de ziel gaat, omdat het einddoel van het hele leven op aarde is om zo volmaakt mogelijk de aarde bij het afleggen van het aardse, vleselijke lichaam te kunnen verlaten, moet noodgedwongen de grootste aandacht aan deze opdracht op aarde geschonken worden. De mens moet eraan denken, dat hij zelf zijn belichaming nagestreefd heeft en het leven op aarde aanvaard heeft met het vaste voornemen om het zo te benutten, dat alle afvalstoffen zich van de ziel afscheiden en de ziel in alle zuiverheid het aardse lichaam verlaat en zich met de goddelijke geest kan verenigen.

Ze mag ook niet vergeten dat zonder het leven op aarde een opwaartse ontwikkeling nooit mogelijk is en dat ze daarom ook al het moeilijke op zich moet nemen om zich in deze toestand te brengen, die een loskomen van alle materie tot gevolg heeft. Ze moet zich zonder aarzelen aan de eeuwige Godheid overgeven en zo de liefde in zich tot de hoogste ontplooiing brengen. Ze moet alles liefhebben, wat door God, als de eeuwige Schepper van de hemel en de aarde, voortgebracht is en moet nu door deze liefde tot nut en bestwil van de naaste en tot ere van God werkzaam zijn.

Hoe intensiever ze de verbinding met de goddelijke Heiland nastreeft, des te dichter zal de Heiland bij deze ziel zijn. En ze kan zonder enige twijfel verwachten dat ze een zuiver kind van God wordt en eens in de eeuwigheid ook als kind van God eindeloze gelukzaligheid door Hem vindt en dat haar voor eeuwig de genade van de goddelijke Vader ten deel valt. Want wie dan liefheeft en al zijn werk in deze liefde verricht, heeft een aanspraak op de heerlijkheid van God en verkeert voor eeuwig in Zijn genade.

Amen

Vertaald door Peter Schelling