Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0876

0876 Werkkracht van de ziel – Zelfverloochening – Voorstadia – Lichte sferen

21 april 1939: Boek 17

Al sinds een onbeschrijfelijk lange tijd werden aan de zielen opdrachten gegeven, die volledige vervulling vereisten. En alleen zo werd de gang van de opwaartse ontwikkeling afgelegd. Wanneer nu de ziel in haar hele hoedanigheid door voortdurende verandering van haar omhulsel de grootste capaciteit bereikt heeft, dan moet haar nu in het leven op aarde ook een opdracht van eveneens de grootste omvang of verantwoordelijkheid gegeven worden, die ze enkel dan vervullen kan, als ze er naar streeft om alle haar ten dienste staande vermogens te benutten en ze zich met volle ijver aan deze arbeid overgeeft. Het zal voor haar van onnoemelijk voordeel zijn, wanneer ze elke gelegenheid benut en al het moeilijke overwint. Want alleen wat ze bereidwillig op zich neemt, wat haar tot haar eigen vervolmaking opgelegd is, bevordert haar rijpheidsgraad.

Zo zal er bijvoorbeeld een bepaalde tijd nodig zijn, totdat de ziel zich vrij gemaakt heeft van elke aards verlangen. En ze kan dit alleen maar volbrengen, wanneer ze zich in zelfverloochening oefent, wanneer ze er steeds maar op bedacht is, dat een vervulling van het lichamelijke verlangen steeds tot schade voor de ziel leidt. Wanneer ze er evenzo aan denkt, hoezeer de ziel gebrek moet lijden wanneer het lichaam bedacht wordt en ze dus elke weerstandskracht aan moet wenden om de ziel te helpen.

De mens draagt de verantwoordelijkheid voor zijn ziel, omdat hij anderzijds ook de bekwaamheid heeft om alles na te laten of te doen, wat nuttig is voor de ziel. En dat het opnieuw alleen van de wil van de mens afhangt om deze vaardigheden op de juiste manier te gebruiken en, als het lichaam iets anders verlangt dan goed is voor de ziel, deze hier de juiste weerstand tegenover zet. Want alleen zo kan de opdracht op aarde volkomen vervuld worden. En deze strijd moet de mens elke dag en elk uur uitvechten. En hij moet niet moe worden, want het gaat immers om de hoogste inzet, het gaat om de eeuwigheid.

Voor jullie mensen is dit idee onbegrijpelijk, want jullie begrijpen het woord niet in zijn diepste betekenis. Maar jullie moeten weten, dat jullie eindeloos meer ontvangen, dan jullie opgeven. Maar dat jullie anderzijds in de toestand, zoals jullie nu op aarde zijn, niet kunnen ontvangen. Dat jullie niet in staat zijn om de heerlijkheden te verdragen, als jullie je niet van tevoren zo ontwikkeld hebben, dat jullie hieraan deelachtig kunnen zijn.

Dus, zoals de ziel zich van tevoren moest ontwikkelen om nu het menselijke lichaam te bewonen, zoals haar huidige gesteldheid volledig verschillend is van de voorstadia, waar de gang door talloze afzonderlijke wezens pas na ondenkbaar lange tijd de vereniging tot stand bracht, om zich nu in de mens te belichamen, moet de ziel nu tijdens het bestaan op aarde evenzo proberen te bereiken, dat ze het duistere verblijf in de materie verlaat en zich in lichte regionen verheffen kan, om juist die volheid van licht, die het toonbeeld van de zaligheid is, te kunnen verdragen.

Om de hoogste gelukzaligheid te ontvangen en te genieten van die onbegrensde gelukzaligheid, moet op aarde aan het verlangen van het lichaam de grootste weerstand geboden worden. De ziel benut dan haar vermogens op de juiste manier, doordat ze steeds alleen streeft naar het leven in de eeuwigheid en het aardse leven enkel als ontwikkelingsstation beschouwt.

Amen

Vertaald door Peter Schelling