Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0871

0871 Doel en toekomst van dit werk – Aansporing tot de strijd voor de ziel

18 april 1939: Boek 17

Het is jouw plicht op aarde, dat jij de Heer dient, doordat jij jouw kracht aan dit werk wijdt en dat zonder vertraging in jouw dagelijkse werk. Want waar het je voor de aardse werkzaamheid aan kracht ontbreekt, zal spoedig uitkomst gebracht worden. Alleen mag dit werk niet onderbroken of veronachtzaamd worden, want het gaat er toch om een omvangrijk werk in alle volmaaktheid te scheppen, dat voor het nageslacht behouden moet blijven en het moet ertoe dienen om het geloof te versterken en de levenstaak in alle opzichten begrijpelijk te maken.

Dit werk heeft niet slechts een tijdelijk doel, maar het moet voortaan blijven bestaan als het woord van God, zoals de Heer het Zelf van de hemel naar de aarde stuurt. Het moet de grote liefde van de Vader in de hemel bekendmaken. Maar het moet ook wijzen op de gevaren van het dagelijks leven, die goed in staat kunnen zijn om de mensheid van elk geloof in de eeuwige Godheid te beroven en daarom moet het heel ijverig bestreden worden. Er zullen nog wel tijden voorbijgaan tot dit werk zijn ware bestemming krijgt. Toch zullen in deze tijd velen nog kracht en versterking uit dit woord van de Heer halen, dat door Zijn genade en jouw voortdurende gewillige medewerking verder gaat en nog onnoemelijke zegen brengen zal.

Maar het lijden van de komende tijd zal jou niet al te zeer bedrukken, als jij de diepe betekenis van jouw aardse arbeid begrepen hebt. En waar zich een schijnbare achteruitgang voordoet, heeft dit alleen maar de innerlijke geestelijke rijpheid tot doel, waar jij juist voor strijden moet, want zonder deze strijd is jouw medewerking op zich wel zegenrijk, maar geen volkomen garantie voor geestelijke rijpheid. Om deze rijpheid te verkrijgen, moet de mens eveneens de strijd van zijn ziel doormaken en het zal hem dubbel zo veel moeite kosten, want de geringste ontsporing van de juiste weg is een hindernis voor het werkzaam zijn voor de eeuwige Godheid en de strijd van de ziel is voortdurend zwaar en vol verantwoordelijkheid.

De mens, met de volle beschikking over zijn geestkracht, heeft een buitengewoon moedig hart, dat tot strijden bereid is, maar het gevaar voor een geestelijk zwak mens is veel groter, dan de mens gelooft. Zodra hij ophoudt te strijden om de geestelijke opperheerschappij wordt zijn wil zwak en de drang naar aardse goederen en macht wint. En dit heeft als effect, dat al het geestelijke slechts vaag het gemoed van de mens raakt, terwijl dit eerst al het denken en streven van de mens gevangen hield.

Dit moet met alle ijver verminderd worden. De drang om geestelijk te scheppen moet onverminderd in jou werken en elk moment moet op dezelfde manier gebruikt worden als voorheen. Want waar de wil om God te dienen al het andere overheerst, is jou elke hulp verzekerd en het aardse leven met zijn eisen zal jou niet aan het schrikken hoeven te brengen, want dit gaat vanzelf in vervulling, als jij de Heer bereidwillig dient.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte