Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0866

0866 Zondagspreek – Godheid – Natuurkracht – Kennis en geloof

16 april 1939: Boek 17

‘Zalig zijn degenen, die Mijn liefde zoeken. Aan hen wil Ik Mij openbaren’. Zo spreekt de Heer en Hij laat tot in alle tijden Zijn stem hoorbaar klinken voor de mensen tot heil van hun ziel. En degenen, die acht slaan op Zijn stem, zullen, zo vaak als zij daar naar verlangen, levend water putten. En in het uur van de nood en de ellende zullen zij zowel lichamelijk als wat de ziel betreft, gesterkt worden door de liefde van de hemelse Vader.

En zo schenkt de Heer jullie altijd en op elk moment Zijn genade en Hij laat niet toe dat degenen, die op Hem vertrouwen, zonder hulp zijn. Hij kent alle nood, en Hij kent de harten van degenen, die lijden. Hij zal hen naar waardigheid verkwikken. Hij zal de Zijnen niet verlaten en voortdurend in hun nabijheid verblijven. Hij zal de zon laten schijnen over de rechtvaardige en de onrechtvaardige en Hij zal ook Zijn woord voor alle mensen op aarde toegankelijk maken.

Maar de zegen van Zijn woord zal alleen maar diegene gewaarworden, die het in geloof in en liefde voor de Heer aanneemt. Die Hem in alle deemoed smeekt om Zijn erbarmen. Die Hem zijn zwakte bekent en om versterking vraagt. Die in alle liefde naar Hem verlangt en zich aan Zijn goedheid en barmhartigheid toevertrouwd. Deze is de goddelijke liefde nabij en Hij is voor hen de voortdurende steun en bescherming en nooit zullen Zijn kinderen verlaten zijn, want Hij kent ze en leidt met volle liefde hun lot, opdat ze de weg naar het eeuwige Vaderland vinden en eens binnen kunnen gaan in het huis van de Vader.

In volledige eensgezindheid streven alle goede geestelijke krachten alleen dat ene doel na, namelijk al het onvolmaakt geestelijke naar de volmaaktheid te leiden. En het is dus hun ijverige streven om hun in de eerste plaats Gods almacht, liefde en goedheid en ook de bestemming van het wezen op aarde en zijn verhouding tot de Schepper bekend te maken. Pas wanneer het aardse wezen dit begrepen heeft, kan het werk aan een langzame verandering van het materialistische denken beginnen.

En daarom moet er in de eerste plaats in de mens het geloof in een Godheid opgewekt worden om daarop te kunnen bouwen. Want waar het geloof ontbreekt, is elke leer, die op de eeuwigheid wijst, broos en tevergeefs aan de mensen gegeven. Degenen, die in het geloof staan, erkennen een eeuwige Godheid als een met de mensen in rechtstreekse verbinding staande macht, aan Wiens wil ze volledig onderworpen zijn. En dit geloof is de eerste vereiste voor al het verdere streven.

De gedachten van degene, die onder de Godheid een natuurkracht verstaat, die zich wel in een onveranderlijke wetmatigheid uit, die de mensen liet ontstaan, die echter niet bepalend is voor hun noodlot en werken, kunnen niet zo beïnvloed worden, dat hij zijn leven vormt met het oog op de eeuwigheid, op zijn leven na de lichamelijke dood. En daarom is het in eerste instantie de taak van de geestelijke wereld in het hiernamaals om de mensen in het juiste geloof te onderwijzen. En dit vereist een ongelofelijke inspanning en geduld in een tijd, waarin de mensheid zelf een leer bedacht heeft, die alles wat de gehele schepping bevat juist op een puur natuurlijke manier begrijpelijk probeert te maken.

En het overijverige wetenschappelijke onderzoeken is de dood van het geloof. De mensen denken te weten en hebben daarom het geloof niet meer nodig. Maar ze geloven door de wetenschap alles doorgrond te hebben en staan dus in een verkeerd geloof. Want dit geloof is nutteloos, want het verwart enkel al het menselijke denken, waartegenover het pure kinderlijke geloof in een eeuwige Schepper als Bestuurder van alles wat bestaat de mensen dan ook de kennis binnenleidt en hen niet in dwaling laat.

Hoe meer de mens zich op aarde inspant om met God verbonden te blijven, met een des te helderder geest zal hij de schepping ook bekijken. En het diepe geloof geeft hem alleen de bevestiging van dat, wat hij als waarheid erkent, want hem zullen bewijzen van een andere soort gegeven worden dan dat de menselijke wetenschap hem geven kan. Het diepe geloof is de eerste voorwaarde. En pas dan kan de mens aan zichzelf werken om tot de hoogste voltooiing te komen._>Amen

Vertaald door Peter Schelling