Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0850

0850 Zinsvervoering – Voortplanting – Doel

5 april 1939: Boek 17

Waar de mensen zich het meest tegen verzetten, is het aannemen van een leer van een beschaafde levenswandel, waaronder het afzien van lichamelijke sensuele bedwelming, die niet de wil tot verwekking van een nieuw leven als voorwaarde heeft. Deze drijfveer is zo buitengewoon sterk ontwikkeld om juist hieraan de sterkste wil om weerstand te bieden te kunnen beproeven, maar slechts weinig mensen strijden tegen deze heftige begeerte van het vlees. Ze geven aan de lichamelijke drang toe en streven naar onophoudelijke bevrediging en berokkenen hun ziel zo grote schade, want ze kunnen nu niet meer zuiver geestelijk bezig zijn, waar de wil om dit verlangen te overwinnen zo verzwakt is.

De heel natuurlijke gebeurtenis bij de voortplanting van de mens is door de goddelijke Schepper met het wijste inzicht met lichamelijk welbehagen verbonden om hen steeds weer tot voortplanting te bewegen en de op belichaming wachtende zielen daardoor gelegenheid te geven om het aardse bestaan te verkrijgen. Het is het enige doel van de vereniging van man en vrouw en het zou goed overwogen moeten worden en door strenge terughoudendheid en zelfkastijding moet elke zinsvervoering zoveel mogelijk tegengegaan worden.

In plaats hiervan probeert men zich aan de voornaamste aardse opdracht te onttrekken en men geeft zich enkel grenzeloos aan de lichamelijke begeerten over om die heel spoedig tot de voornaamste drijfveer van het leven te laten worden en daardoor bezorgt het de ziel een onoverwinnelijke hindernis, dat haar de weg omhoog niet laat vinden. Ze wordt door dit verlangen van het lichaam op de aarde vastgehouden en kan zich niet uit eigen kracht naar de hoogte begeven. Steeds weer zinkt ze terug en ze moet onmetelijk strijden door de drang van het lichaam naar de vervulling van zijn begeerte.

De organen van de mens hebben het beslist niet nodig, dat aan het verlangen voldaan wordt, maar de mens kan zich heel goed tot matigheid en tot het overwinnen van zijn begeerten opvoeden, want het verlangen wordt groter, naarmate hier meer gevolg aan gegeven wordt. En het is in dezelfde mate ook te bedwingen als de wil sterk is en de mens zich er bewust van is, welke schade hij de ziel berokkent, wanneer het lichaam volkomen bevrediging vindt.

Maar zoiets willen de mensen niet accepteren. Ze willen zichzelf geen beperking opleggen en gaan tekeer tegen hun eigen ziel om het lichaam geen gebrek te laten lijden. En ze slaan totaal geen acht op de eigenlijke bestemming van hun lichaam, om weer mensen te verwekken. Daardoor berokkenen ze niet alleen zichzelf schade, maar tegelijkertijd ontzeggen ze de zielen, die zich willen belichamen, het binnengaan in het menselijke lichaam en zo verhinderen ze de wedergeboorte.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte