Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0846

0846 Insecten

3 april 1939: Boek 17

Op grond van jouw wilskracht kun jij in de geheimen van de schepping binnendringen en je in zekere zin verdiepen in alle wonderen van de goddelijke schepping. En zo zal jouw leraar in het hiernamaals jou een verslag geven over het ontstaan van de insecten, zonder welke de aarde voor jullie niet voor te stellen zou zijn.

Jullie kunnen al aan het ijverige bezig zijn van alle kleine levende wezens herkennen, dat hun eveneens een bezigheid opgelegd is, die weliswaar niet altijd begrijpelijk voor jullie is. Elk wezen heeft weer talloze soortgelijke begeleidende wezens in zijn nabijheid. Dat wil zeggen, dat er nooit een wezen van een willekeurige soort afzonderlijk in de natuur optreedt, maar altijd in meervoud voor de mensen zichtbaar wordt, dus dat er een zogenaamde stam in elke diersoort te vinden is.

Om een nieuw wezen te laten ontstaan, is op zich alleen de wil van de Schepper nodig. Hij legt de drang tot vereniging in een stelletje van hetzelfde soort wezen. Dit geeft toe aan deze drang en verwekt zo, om zo te zeggen, nieuwe levende wezens overeenkomstig de goddelijke wil. De nietigste wezens zijn dus alleen maar vorm geworden wil van de Schepper. Ze hebben hun uiterlijke vorm en de haar leven gevende kracht in ontvangst genomen en rangschikken zich nu eveneens in het gehele scheppingswerk, doordat ze de hun toegewezen taken eveneens volgens de wil van de Schepper uitvoeren.

Het gehele leven en opwekken in de natuur beantwoordt aan één of ander wijs doel, dat voor de mens echter grotendeels onbegrijpelijk is. Laat de simpele vlieg jullie haar bestaansdoel verklaren, dan zouden jullie je zeer verwonderen over de belangrijke opdracht, die haar taak is in de schepping.

Haar werkzaamheid bestaat uit het voortdurend verbeteren van de lucht en uit een zekere reiniging van voor de mensen in meer of mindere mate schadelijke kleine en allerkleinste insecten, die weer door de vlieg als voedsel opgenomen wordt. En daarom zal niet één van deze nietige levende wezens volkomen zinloos de schepping bewonen, want ze staat steeds in één of andere geestelijke verbinding met het gehele scheppingswerk. Of als drager of als geleider van geestelijke kracht. Of alleen voor heel korte levensduur als tussenstation, zodat de huidige uiterlijke vorm weer vergroot wordt, om dezelfde kracht op te kunnen nemen in een grotere omvang. De kleine en kleinste levende wezens verenigen zich reeds in zichzelf tot grotere wezens, die in staat zijn om te leven. En zo zijn ook de kleinste insecten drager van geestelijke kracht en worden door de Heer van de hemel en de aarde ook wijselijk altijd, met als doel het omleiden en verder leiden van geestelijke kracht, aan het scheppingswerk toegevoegd.

De mensen van de huidige tijd moeten vooral opmerken hoe belangrijk ook al deze kleine insecten in de hele schepping zijn en blijven en hoe elk bestaan zo zinvol steeds weer de instandhouding van een ander scheppingswerk dient, hoe niet één van de kleinste wezens zonder betekenis is, zowel in aardse als ook in geestelijke betekenis.

Amen

Vertaald door Peter Schelling