Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0825

0825 Het handelen van de onderwereld – Hardnekkige godsloochenaar

23 maart 1939: Boek 17

U worden voortdurend woorden van liefde toegestuurd en de u goedgezinde wezens verenigen zich om u bekwaam te maken om op te nemen en u voor te bereiden om de leringen van boven te ontvangen. En dus verneem je vandaag ook een buitengewoon belangrijke leer, die u opheldering moet geven over het handelen van de onderwereld, waaronder alles te verstaan is, wat zich tegen de goede geestelijke wezens verzet en ernaar streeft om hen tegen te werken. Deze wezens mijden vooral alle gelegenheden, die hen zouden kunnen dienen om zich opwaarts te ontwikkelen en het is hun voortdurende intentie om wat zich nog niet in de duistere nacht bevindt, binnen hun invloedssfeer te trekken en de schare van de van God afvalligen dus te vergroten.

Het heeft er dus de schijn van, dat het aantal van de duistere wezens tot in het onmetelijke stijgt, omdat de aarde en haar bewoners zich tegen de inspanningen van de goede geestelijke wezens verzetten en ze zich steeds meer en meer van God afkeren.

Nu is echter aan deze duistere macht eveneens een grens gesteld, waar haar kracht niet meer werken kan. En dit is steeds het geval, wanneer geestelijk rijpe wezens zich bijzonder liefdevol om de mensen bekommeren, zodat er tegenover de inspanningen van de slechte krachten net zulke sterke goede krachten gesteld worden en aan hun inwerkingen op de mensen, hoewel ook niet geheel succesrijk, toch te merken is dat er paal en perk gesteld is aan de boze bedrijvigheid.

Er wordt derhalve bijzonder heftige gestreden tussen de goede en de slechte geestelijke wezens in de huidige tijd van de nood van de zielen, maar de kracht van de liefde wint het van die van de haat. En dat is de dwalende zielen tot zegen. Dus zal een mens, die door een zekere onwetendheid zwak wordt in de geest, bijzonder liefdevol beschermd worden door zijn geestelijke vrienden en het zal voor de tegenstander geen makkelijk werk zijn om deze binnen zijn invloedssfeer te trekken.

Daarentegen zal de hardnekkige godsloochenaar, die talloze keren de gelegenheid had om zich de kennis over geestelijke waarheden te verschaffen in het grootste gevaar verkeren, want de duistere macht overmeestert hem met allerlei sluwheid en probeert zijn wil om af te wijzen nog te versterken en hem elk begrip voor geestelijke waarheden te ontnemen om hem des te vaster in zijn macht te krijgen.

En daarom zal het voor een aards, niet bijzonder veel kennis hebbend mens, aanzienlijk gemakkelijker zijn om tot God en tot inzicht te komen, dan voor een arrogante, van zijn kennis overtuigde, maar de geboden van God minachtende vertegenwoordiger van de godsloochenaars. De vijand probeert hem te pakken te krijgen, en daar is dan ook de goede geestelijke wereld machteloos, want zo’n mens begeeft zich vrijwillig in de opperheerschappij van het boze en hij geeft dus aan de hulpbereidwillige geestelijke krachten niet de toestemming om zich over hem te ontfermen. En zonder het toedoen van de wil van de mens is een reddingspoging niet uit te voeren en dus moet deze mens zijn geestelijke nood alleen dragen. Hij moet zich of uit de boeien van de vijand proberen te bevrijden, of hij zal reddeloos aan de vijand vervallen tot in ondenkbare tijden.

Amen

Vertaald door Peter Schelling