Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0813

0813 Zelfverlossing van de ziel – Streven naar vereniging

16 maart 1939: Boek 17

De ziel, die verlangen heeft naar geestelijke spijziging, verlost zichzelf. Het bewustzijn van haar uitgaan uit God laat het verlangen naar geestelijke lafenis ontstaan en steeds sterker worden, want ze bemerkt haar verbondenheid met God en een onbedwingbaar verlangen in zich.

Om verenigd in een toestand van licht en in de innigste gemeenschap met de goddelijke Heiland te kunnen zijn, streeft ze met alle kracht naar geestelijke rijpheid. En ze scheidt zich bewust en in korte tijd van alle materie en streeft steeds alleen naar een zuiver geestelijke omgang en gedachtenuitwisseling met de vrienden uit het hiernamaals. En haar moeite zal ook spoedig succes hebben, want er wordt haar nu dus veel steun geboden. En ze wordt onderwezen en met spijs en drank uit de hemel verzadigd en blijft dus in voortdurende verbinding met geestelijke kracht.

De ziel is er nu op bedacht om al hetgeen opgenomen is te benutten om zo spoedig mogelijk de toestand van rijpheid te verwerven en ze wendt zich daarom ook bewust tot de ware bron van geestelijke kennis, tot de goddelijke Vader Zelf. En als de spijziging van Hem Zelf uitgaat, zal het mensenkind zich reeds in korte tijd vrij kunnen maken van elke materiële binding. Het zal steeds vaker lafenis halen en geen gelegenheid onbenut laten, die hem de aanwezigheid van de Heiland op zou kunnen leveren, en zo is hij steeds en op elk moment bereid om het leven op de aarde met het leven in het hiernamaals in te ruilen. Steeds in het geloof en de hoop om daardoor de scheiding van de Vader tot een einde te laten komen en voor eeuwig met Hem verenigd te zijn.

Een ziel, die zich inspant om zichzelf te verlossen doordat ze graag en gewillig van alle vreugden van de wereld afstand doet en volkomen werkzaam blijft in de liefde, zal binnen afzienbare tijd reeds contact hebben met de goddelijke Schepper Zelf. Ze wordt als het ware gegrepen door de geestelijke kracht, die op aarde nog probeert te beïnvloeden, wat zich niet direct tegenwerkend toont.

Hoe bereidwilliger de mens de moeite van deze schenker van kracht tegemoet treedt, des te duidelijker is het volledige effect aan de menselijke ziel te herkennen. En als de mens om kracht vraagt om de wil werkzaam te laten worden en tegelijkertijd ten dienste van de naastenliefde te staan, dan zal spoedig aan de geestelijk actieve zijde ook een succes te noteren zijn. De ziel zal in geestelijke arbeid haar volkomen bevrediging vinden en zal bereid zijn om het verblijf op aarde op elk moment op te geven om in het hiernamaals geheel in geestelijk streven op te kunnen gaan, bevrijd van de huidige ketenen, en in deemoed en liefde de goddelijke Heer en Meester te dienen. Als dit verlangen in de ziel ontwaakt is, wordt er op de aarde met alle wereldse genietingen geen acht geslagen en haar denken wendt zich enkel naar de goddelijke Schepper en ze streeft onophoudelijk alleen naar de definitieve vereniging met de hemelse Vader.

Amen

Vertaald door Peter Schelling