Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0797

0797 Lucifer – Strijd en overwinning

5 maart 1939: Boek 16

Verenig jullie, mensen op aarde, en zing lof tot de Schepper en Behouder van het gehele heelal en alle schepselen. Zijn almacht en Zijn wijsheid zijn onbegrensd. Wat Hij laat ontstaan, blijft bestaan tot in alle eeuwigheid en wat door Zijn liefde voortgebracht is, blijft eeuwig in deze liefde. Zo heeft Hij uit liefde tot vreugde van Zichzelf de mensen, engelen en wezens geschapen als aan Hem gelijke wezens.

Zijn plan was om een aan Hem gelijkwaardig geestelijk iets naast Zich te plaatsen, die net als Hem zou moeten scheppen en kracht uitstralen in het heelal. Maar dat geschapen wezen, ofschoon oerkracht in zichzelf, was in zekere zin uit deze oerkracht voortgekomen en zonderde zich nu af als volledig zelfstandig wezen.

In zijn overvloed aan kracht voelde hij zich zo buitengewoon sterk en machtig, dat hij in zijn machtsbewustzijn arrogant werd en geen grens vond tussen Schepper en schepsel. Door de liefde van God was dezelfde macht hem eigen, en de wil om te heersen ontwaakte in hem en werd sterker en sterker. Het vond geen tegenstand in de almacht van God, want het was immers een vrij, aan God gelijk, wezen, dat Hij nooit aan Zijn dwang ondergeschikt wilde maken.

Het moest aan het hoofd staan van de goddelijke schepping en in de hoogste volmaaktheid het zichtbare product van de goddelijke wil om te scheppen zijn. Het wezen zijnerzijds had genoeg machtsvolkomenheid om vanuit zichzelf de schepping tot leven te brengen en het benutte deze macht en schiep eveneens een groot aantal geestelijke wezens. Vele van deze geschapen wezens erkenden de eeuwige Godheid niet als hun Heer en Meester, maar ze probeerden, net als hun geestelijke verwekker Lucifer, in verzet te komen tegen de goddelijke Schepper. En omdat zijn macht buitengewoon groot was en van God uit aan de vrije wil geen grenzen gesteld waren, begon nu een zware worsteling van alle geestelijke krachten, die vanaf het begin af aan, aan de Schepper onderworpen waren en deze door God in het bestaan geroepen hoogmoedig geworden tegenstander.

Dit is een enorme strijd, omdat door beide zijden met verschillende middelen gestreden wordt. Met eindeloze liefde probeert de Vader van het heelal Zijn afvallig geworden wezens terug te winnen, maar de tegenstander strijdt met haat en valsheid. En omdat de vrije wil van het wezen doorslaggevend is, omdat deze net zo’n grote rol speelde bij de afval van de wezens van God, is deze strijd een uiterst ongelijke. Maar het geduld en de liefde van God kennen geen grenzen. Ze vinden steeds weer middelen en wegen om door liefde de afvalligen terug te winnen en ofschoon deze strijd ook eeuwigheden duurt, hij zal niet tevergeefs gevoerd worden. En de almacht, liefde en wijsheid van God zal het grote werk toch gelukken, zodat de vereniging van alle geesten uit God plaats zal vinden en het laatste wezen definitief uit de macht van de tegenstander verlost is.

Amen

Vertaald door Peter Schelling