Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0795

0795 Geestelijke gedachtenuitwisseling – Afstand van de wereld

4 maart 1939: Boek 16

Jullie moeten alles, wat jullie wijst op de opdracht, die jullie voor het aardse leven gesteld is, herkennen als een zuiver geestelijke gedachtenuitwisseling. En net zo moeten jullie in staat zijn om alle aardse verlangens te scheiden van dat, wat de ziel op aarde na moet streven. Alles wat de mensen tot plezier en vreugde dient, alles, wat het lichaam welbehagen verschaft en alles, wat op aarde een gelukstoestand teweegbrengt, is nooit tot voordeel voor de ziel en haar bevrijding.

En in dezelfde mate, waarin het aardse verlangen van het lichaam vervuld wordt, wordt de ziel de mogelijkheid tot uitrijpen ontnomen. Nu schuift er als het ware een muur voor het ene, zodra er met het andere rekening gehouden wordt. Het handelen van de mens zal pas dan nuttig voor de ziel zijn, als hij geen acht slaat op de verlangens van het lichaam en zich juist voornamelijk met geestelijke dingen bezighoudt. Elke zelfkastijding zal er steeds alleen maar toe bijdragen, dat de ziel zich vergeestelijkt. Er wordt voor haar een nieuw gebied ontsloten, wat het begrip ‘leven’ veel duidelijker maakt dan de vervulling van aardse genoegens.

Hoe eenzijdiger de mens verder leeft, des te meer zal hij zich verdiepen en weliswaar altijd in de richting, die bij hem de grootste belangstelling afdwingt. Zo zal de mens, die alleen zuiver geestelijk bezig is, spoedig in een kennis binnendringen, die zijn ziel onvoorstelbaar voordeel brengt. Het is dus geboden om van elke geestelijke schenking gebruik te maken, want het is allemaal tot voordeel voor de ziel, wanneer haar voedsel, wat elke geestelijke stimulering van de ziel beslist is, bezorgd wordt. Haar toestand wordt aanzienlijk vrijer en alle zorgen van de mensen zouden er daarom op gericht moeten zijn om zich in geestelijk opzicht zo veel mogelijk stimulansen te verschaffen.

En dit kan weer alleen maar gebeuren, wanneer afstand genomen wordt van de wereld en haar verlangens, want het afzien hiervan laat pas al het geestelijke tot de hoogste ontwikkeling komen. Waar men zelf graag en vrijwillig een offer brengt, zal men volledig schadeloos gesteld worden, zodat de ziel verzadigd wordt. Uiteindelijk zullen de vreugden van de wereld voor de mens toch smakeloos lijken en hij vindt er geen bevrediging meer in, terwijl het geestelijke verlangen groeit naarmate het vervulling vindt. En dit rijpen in zichzelf is alleen al het beste bewijs, dat aan de ziel nooit voldoende tegemoet gekomen kan worden, dat ze telkens geestelijk kan ontvangen of werkzaam kan zijn en toch nooit door het gevoel van oververzadiging de arbeid in zichzelf op laat houden of er moe van zou kunnen worden.

De mensen moeten daarom alles in het werk stellen om geestelijke goederen te verzamelen. Ze moeten steeds in een goede verstandhouding met hun vrienden en gidsen in het hiernamaals door het leven op aarde gaan en een actieve geestelijke gedachtenuitwisseling voeren op de manier van het willen ontvangen, om het even in welke vorm. Elk bereidwillig tegemoetkomen zal onmiddellijk beantwoord en aan elke ziel zal gegeven worden, waar ze ten zeerste naar verlangd heeft.

Als ze in het wereldse wil volharden, dan staat dat haar dat vrij. Maar onmiskenbaar zal het verzinken in het geestelijke haar grote kracht opleveren en haar tot steeds grotere arbeid aanzetten. En dit is dan de eigenlijke opdracht op aarde, waarop jullie mensen gewezen zouden moeten worden, opdat jullie de opdracht goed vervullen.

Amen

Vertaald door Peter Schelling