Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0767

0767 Het woord van God

3 februari 1939: Boek 16

Neem dus het woord van de Heer aan en neem haar ter harte. Het is een strijd zonder weerga, waar de ziel zich doorheen moet slaan, als ze de toestand van gelijkheid aan God werkelijkheid wil laten worden. En de verleidingen, die de ziel omlaag in de duisternis van de geest trekken, zijn groot. Maar er zijn ook alle mogelijkheden om jullie te bevrijden van de dreigende gevaren, wanneer jullie maar acht slaan op de woorden van de Heer.

De aarde zweeft als het ware te midden van al het vijandelijke geweld. Alles wat de aarde bergt, is hierdoor gegrepen en alleen een voortdurend verzet kan de verlossing uit deze macht bewerkstelligen. Zoals de begeerten van beneden de mensen lokken en aantrekken, zo is jullie van boven het woord van God gegeven, dat, als het opgevolgd wordt, een verreweg grotere macht heeft en jullie uit de diepte en uit de duisternis opheft.

Talloze worstelende zielen hebben de hulp van God nodig en grijpen opnieuw niet het enige middel dat hen werkelijk hulp brengt. Evenzo worden talloze wezens in het hiernamaals alleen door het woord van God ondersteund. En ook hun wordt het door de liefde van God aangeboden. Dus zoals de mensen op aarde zich instellen op het woord van God, zo zal ook hun lot in het hiernamaals zijn. Wat ze hier afwijzen, zal hen daar niet veel aannemelijker lijken en het zal een lange tijd nodig hebben, voordat ze ontvankelijk voor het woord van God geworden zijn. En zodra ze het beseffen, zullen ze berouw hebben van de tijd op aarde en in het hiernamaals, die ze in geestelijke blindheid voor hun ziel verloren hebben.

Elk met een bereidwillig hart tegemoetkomen aan de onderwijzende wezens, draagt overvloedige vrucht, zowel op aarde als ook aan de overkant. Het woord van God zal telkens weer onderwezen worden en nooit zal de mensheid zonder deze kostelijke gave uit de hemel gelaten worden. Want zonder de uitvloeiing van goddelijke liefde zou er voor de ziel waarlijk geen redding mogelijk zijn. Al het geestelijke moet geestelijk gesterkt worden. De ziel kan met aardse spijzen niet verzadigd worden en dus moet het juiste voedsel voor de ziel van boven komen. Wanneer de Heer er nu met steeds gelijkblijvende liefde voor zorgt, dat geen van Zijn kinderen gebrek zal lijden, wanneer Hij toch weet, wat deze kinderen ontbreekt, dan hoeft het mensenkind alleen zijn wil naar Hem toe te wenden. Hij hoeft alleen maar zijn toestemming te geven en bereidwillig te ontvangen wat de Vader hem liefdevol aanbiedt.

In plaats daarvan, weigeren de mensen en willen ze niet ontvangen. Ze weren heel erg dat ene, dat ze nodig hebben, af. Ze leven van de ene dag in de andere en denken niet aan hun einde. In de nood van het hart blijft voor hen echter slechts één weg over. En als ze deze betreden, zullen zij ook nog op het laatste moment geholpen worden. En daarom is het slechts alleen de wil van de mens zelf die de moeilijke tijd over zichzelf en de aarde afroept. Wanneer alle waarschuwingen van boven geen ingang in de harten van de mensen vinden, dan moeten zij op een andere manier uit hun rust wakker geschud worden.

De mensen proberen met wetenschappelijk werk hun geest te wekken. Ze geloven dat ze op deze manier alles wat donker voor hen is, kunnen verlichten. En toch zijn ze daar ver van verwijderd. Want de Godheid en Haar werk laten zich door aardse wijsheid nooit doorgronden. Voor de wetenschap blijven er veel gebieden overgelaten, die ze mogen onderzoeken. Maar die laatste vraag is voor hen ondoorgrondelijk en zal ondoorgrondelijk voor hen blijven.

Daarentegen is het aannemen van het woord van God met het hart de enige poort, door welke de mens tot de eeuwige waarheid en de goddelijke wijsheid geraakt. Maar zonder het woord van God is elke toegang tot kennis gesloten. De mens moet er aan denken, dat hij grenzeloos kan ontvangen. Dat hij zijn kennis onmetelijk kan verrijken en daar heeft hij slechts het diepe geloof en de werkzame liefde voor nodig. En dat hij opnieuw alleen maar door het woord van God tot geloof kan komen en dat in een levend geloof ook de liefde wortelt. Dat dus het ene niet zonder het andere denkbaar is en dat het hart van de mens zich gewillig moet openen om wetend te worden.

Het levende woord van God te vernemen, is een bewijs van goddelijke liefde en erbarming. Het is een daad van genade van onvoorstelbare omvang, maar de mensen slaan geen acht op dit bewijs van genade en geraken steeds dieper in het gericht, waaruit ze zich moeten verlossen. De Heer spreekt tot de mensen en Hij zal op elk moment spreken. Degenen die Hem horen, zullen zalig zijn, maar wee degenen die geen acht op Zijn woorden slaan. Die zich te verheven voelen om de woorden van liefde aan te nemen en ter harte te willen nemen. Ze zullen waarlijk door grote nood moeten gaan, opdat ook zij nog op aarde tot het inzicht komen. Want ze weten het leven niet op waarde te schatten en zullen vreselijk pijn lijden, als ze in het hiernamaals de onvolmaakte toestand van hun ziel beseffen. En sla daarom acht op de woorden, die jullie van boven toekomen, en wijs ze niet af.

Amen

Vertaald door Peter Schelling