Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0698

0698 Godsbesef – Besef van de oorsprong

5 december 1938: Boek 15

De mensen beseffen steeds minder wat hun oorsprong is en daar ze zich hier niet van bewust zijn, begrijpen ze hun opdracht op aarde ook niet. En al gaan er ook tijden overheen, ze moeten beslist eerst tot dit inzicht komen voordat ze trede voor trede hun ontwikkeling omhoog kunnen vervolgen. De lange tijdsduur ontheft de mens niet van de voor hem onaangename opdracht eerst de aansluiting te zoeken bij zijn Schepper. Hij moet eerst de Schepper erkennen en in contact met Hem treden, en het kan voor hem alleen maar tot voordeel zijn als hij al vroeg deze verbinding zoekt, want pas vanaf deze tijd kan zijn leven doelmatig geleefd worden. Maar voor die tijd is het leven alleen maar een speels verspillen van kostbare tijd, want het heeft niet het geringste nut voor de ziel tot gevolg. En het zal alleen maar tot nadeel zijn als de mens er onnadenkend op los leeft en zich nooit met de vraag over zijn oorsprong bezighoudt. God heeft hem waarlijk het verstand en de bekwaamheid om te denken tevergeefs gegeven als hij die niet benut om geestelijk tot welslagen te komen.

Zelden valt de mensen de genade ten deel om duidelijk gewezen te worden op de toestand voor zijn belichaming. Wie niet vanwege het verlangen naar de waarheid via de weg van het hart onderzoekt, zal ook nauwelijks ingewijd kunnen worden en daarom zal zijn oorspronkelijke natuur voor hem ook een eeuwige raadsel blijven, hij doet immers niet de geringste moeite om daarover een voor hem bevredigende opheldering te krijgen. En zo kan hij alleen maar aannemen wat hem van geestelijk rijpere zijde als waarheid aangeboden wordt, of hij moet in een duistere, onduidelijke toestand verblijven, tot hij eindelijk na een lange, nutteloos verstreken tijd op aarde zijn eigenlijke oorsprong ontdekt. En dat allemaal des te eerder, hoe meer deze vraag hem zelf bezighoudt. Want God geeft aan ieder mens die naar licht verlangt opheldering, en Hij legt ook ieder mens dezelfde verplichting op van zijn denken en weten gebruik te maken, en zo is de volledige onwetendheid altijd een zekere geestelijke traagheid. Aan wie zichzelf nooit zulke vragen stelt, kan ook geen antwoord gegeven worden en wie gedachteloos van de ene dag in de andere leeft, heeft eigenlijk geen recht om de aarde te bewonen, omdat hij het eigenlijke doel van het leven niet vervult.

Slechts de grote genade en barmhartigheid van God zal soms door smartelijk ingrijpen ook zulke mensen tot nadenken brengen, opdat de mens tenminste de rest van zijn leven in het licht kan staan, wanneer hij zich niet volledig afwijzend opstelt en geen acht slaat op alle waarschuwingen en aanwijzingen. Dan helpt alleen nog een machtig ingrijpen van de zijde van de eeuwige Godheid, wil zo’n wezen niet in de volste onwetendheid het leven op aarde verlaten en dan in het hiernamaals een eindeloos langere weg moeten gaan om tot hetzelfde doel, het besef van zijn uitgaan uit God, te komen. Dit is onvermijdelijk de eerste noodzaak. Dit is de eerste mogelijkheid om op te klimmen, pas dan kan van een verdere ontwikkeling sprake zijn en pas dan is het mogelijk om de juiste verhouding tot de Schepper en eeuwige Vader tot stand te brengen, zonder welke het stadium van volmaaktheid nooit bereikt kan worden.

Amen

Vertaald door Peter Schelling