Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0680

0680 Lot van de koppige zielen in het hiernamaals – Onderrichtingen van de geestelijke vrienden – Deelname van de ziel aan de geschriften

23 november 1938: Boek 14

De zielen van degenen, die het aardse dal verlaten hebben zonder de verbinding met de hemelse Vader tot stand gebracht te hebben, verkeren in grote nood. Ze weten zich geen raad meer en kwellen zichzelf met zelfverwijt en slechte gedachten. Ze verzetten zich tegen hun lot en willen niet toegeven, dat ze zelf schuldig zijn aan hun treurige toestand.

Hoe meer gelaten de ziel zich in haar toestand van lijden schikt, des te eerder komt daar de mogelijkheid van de bevrijding uit voort, want de hogere geestelijke wezens nemen het geringste goede gevoel waar en ze proberen de ziel nu verlichting te brengen, doordat ze haar de nodige aanwijzingen geven voor de verbetering van haar toestand. En opnieuw ligt het aan de goede wil van de lijdende ziel om de waarschuwingen en aanwijzingen te gebruiken.

Waar echter de eigen wil te sterk is, zullen ook de inspanningen van deze geestelijke vrienden, die bereid zijn om liefde en hulp te geven, vergeefs zijn en de ziel valt in haar oude bedrukkende toestand terug en kan zich daar voor lange tijd niet uit bevrijden, omdat ze nog steeds strijdt tegen al het goede en nobele, dat ze in haar koppigheid ook niet als zodanig herkent.

Degene, die zich in de duistere nacht ophoudt, zal bij benadering het lot van deze arme zielen kunnen begrijpen. Angst en afgrijzen kwellen hen en de geest verduistert zich tot in het ondraaglijke. Ze zoeken licht en kunnen het niet vinden. De nabijheid van de aarde houdt hen vast en ze houden zich voornamelijk daar op, waar ze tijdens het aardse leven verbleven. Want ze hopen in de eerste plaats daar hulp te krijgen, waar hun nabestaanden verblijven, want vaak zijn ze ook nog zonder het besef, dat ze de aarde allang verlaten hebben. Ze zijn alleen verbitterd, dat al hun inspanningen zonder succes zijn en de mensen geen acht op hun nood slaan en pas na lange tijd beseffen ze het onmogelijke van hun verlangen.

En degene, die nu met dit inzicht zijn voordeel doet, die in zichzelf keert en het vaste voornemen heeft om alles te doen om van de ongelukkige toestand bevrijd te worden, zal ook spoedig door onderricht van de geestelijke vrienden in het hiernamaals of door deelname aan de onderrichtingen, die vanuit het hiernamaals aan de mensenkinderen, die gelovig en van goede wil zijn, geboden worden, de middelen en wegen leren kennen. Als de ziel zo’n verbinding ontdekt, dan is ze niet meer uit de nabijheid van zo’n mensenkind weg te krijgen. Ze neemt met ware geeuwhonger alle leringen in ontvangst en is nu dankbaar voor de aanwijzingen, die ze op elke manier ten volle benut.

En dus zijn het waarachtig zegenrijke momenten voor talloze zielen in het hiernamaals, wanneer jij je aan jouw geestelijke arbeid wijdt. Want zonder jouw hulp lijden ze onnoemelijk. En de weg naar het licht is voor hen veel moeilijker te bereiken. Maar zo kunnen ze in korte tijd eindeloos veel inhalen, wat ze in het aardse leven door eigen schuld verzuimden en ze krijgen daardoor steeds meer kennis en nemen alle vermaningen zo ijverig mogelijk in acht, naarmate hun kennis groter wordt, zodat ze het zelf in de hand hebben om hun toestand draaglijker en later zelfs tot een buitengewoon gelukkig makende te maken. En dus zijn ook zij er steeds alleen op bedacht om alle onderrichtingen te gebruiken, die jou vanuit het hiernamaals gegeven worden en hun zorg betreft eveneens de innerlijke toestand van jouw ziel en jouw wil, die ook hen verlossing kan brengen van hun leed en kwellingen.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte