Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0581

0581 Afvalligen - Eer - Roem - Aards loon - Goden

12 september 1938: Boek 12

Wee de afvalligen die Mij erkenden en Mij toch weer verlaten hebben.

Hun lot in het hiernamaals zal niet gemakkelijk zijn.

Hoewel ze inzagen wat juist was, verwierpen ze het en leggen nu getuigenis af tegen Mij, want aardse macht en gratie bekoort hen meer dan de kroon die Ik de mijnen beloofd heb.

En zo zal hun leven op aarde weliswaar aan eer, roem en aanzien niets te wensen overlaten, maar ze offeren er hun ziel aan op en verlaten armzalig de wereld.

Wie roem en eer voor zichzelf opeist, zal zonder mijn genade zijn, want ze komt alleen de deemoedige toe. Voor alles wat men bijdraagt aan de wereld, moet van de wereld ook het loon in ontvangst worden genomen. En dit zal karig zijn voor de ziel. Als je de hemelse spijs geboden wordt, sta je hoog boven hen, want jij ontvangt goddelijke genade, terwijl zij naar de goedkeuring van de mensen verlangen. Er zijn geen mensen zo groot voor God dat ze zoals goden aanbeden zouden moeten worden.

Alles ademt slechts eigenliefde, heerszucht en trots.

De vrije mens voelt dit en wendt zich af. De slaven van de wereld en hun heersers verenigen zich daarentegen en brengen hun goden het offer van hun onderdanigheid.

Zo bekijken ontelbare mensen de komende tijd niet als een geestelijk revolutionaire wending. Ze letten eerder alleen maar op de aardse bedrijvigheid en ze vestigen hun aandacht niet op het belangrijkste, hoe God zelf zich tot alle aardse gebeurtenissen verhoudt.

Hoeveel zorgen maken mensen zich om nietige problemen en hoe onbelangrijk lijkt voor hen het ene probleem, de vraag met welk doel ze hier op aarde zijn.

En het is beslist zo een troosteloze tijd dat ze hun blik op hun innerlijk leven zouden moeten richten en te allen tijde met grote interesse op de verschijnselen zouden moeten letten om te zien in welke verhouding ze tot de eeuwige Godheid staan. De enige opdracht in het leven is de verlossing van de ziel. Het is oneindig veel belangrijker dan voortdurend strijdvragen op te werpen die met de vervolmaking van de ziel absoluut niets te maken hebben. Oh, welke kracht verspillen deze mensen aan nietigheden en hoe weinig denken ze aan hun eigen ziel, die in nood en ellende veel meer hulp nodig heeft. Leef in het vervolg vreedzaam samen, jullie, die toch allemaal mijn schepselen zijn en maak geen waardeverschil tussen de volkeren.

Heb ik hen niet allemaal geschapen, en wie wil zich aanmatigen de waardevolste te zijn onder zijn gelijken?

Als jullie de ware zin van het leven begrepen zouden hebben, dan zou de edele neiging in jullie hart moeten overheersen om je naar de mensen in nood toe te keren en hen te beschermen en om met afschuw de verdrukker te mijden.

De tijd van lijden op aarde zal jullie nog zoveel leren.

Maar zolang jullie niet deemoedig worden en jullie handen uitstrekken om hulp te vragen, zolang jullie God niet eerst de eer geven en Jezus Christus als Gods Zoon aanvaarden, zolang zal ook het lijden op aarde niet van jullie afgewend worden. Want Hij die alle schuld op zich nam en aan het kruis voor de mensen geleden heeft,

Hij was één van de geringste en had alle macht om zich te verheffen tot koning van het volk.

Hij bleef arm zoals Zijn armste broeders op aarde. Hij was een vriend en redder van alle armen en Zijn verlossing was de smadelijke dood aan het kruis.

Wie op aarde wereldlijk eerbetoon krijgt, staat ver achter bij de Heer Jezus Christus.

Hij moet eerst van zijn troon afdalen en deemoedig zijn knie buigen voor Hem, de Gekruisigde, voor de Heerser van het heelal en van alle schepselen, opdat Hij hem uit het stof verheft en hem aan Zijn vaderhart drukt.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte