Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0569

0569 Almacht en wijsheid - Geen willekeur - Aanmatiging

4 september 1938: Boek 12

Aan alles wat op aarde door Mij geschapen is, ligt een wijze bedoeling ten grondslag. En om dit te vatten, leid Ik jullie in de sfeer waar jullie geestelijk leren begrijpen. En ook al lijkt het voor jullie alsof God slechts willekeurig te werk gaat, toch volstaat het naar de goddelijke schepping te kijken en dan zal het jullie duidelijk worden dat jullie denken helemaal verkeerd was.

Als jullie je verbinden met geestelijke kracht, valt alle zwaarte van de aarde van jullie af. Elke geestelijke arbeid zal ook steeds beter vorderen, wanneer de geest in staat is zich van alle materie los te maken. Nu komen jullie voelbaar die krachten toe, die jullie in staat stellen buitengewone prestaties te leveren. Zo is ook de Geest van God in de natuur werkzaam in dezelfde verhouding tot de dingen die buiten de geordende schepping staan. Dat wil zeggen: in de materie zal steeds de almacht van God tot uiting komen, maar in het geestelijke de wijsheid van de goddelijke Schepper.

Elk scheppingswerk geeft wijsheid en almacht te kennen. Daarom zal dus ook geen enkel van deze werken zijn bestaan te danken hebben aan de willekeur van God, maar met een bepaalde bedoeling en betekenis geschapen zijn. Het zal allemaal aan een wijze bedoeling beantwoorden en dus zowel in geestelijk opzicht als ook in materieel opzicht de wijsheid van God uitstralen en er voor elke denkende mens van getuigen.

Maar alle verwijzingen naar een schepping die op deze manier goed en planmatig opgebouwd is, is voor de mens niet voldoende om zich vol geloof en vertrouwen aan de goddelijke almacht over te geven. De mens twist steeds met God over het lot dat hem is opgelegd en hij beschouwt alle maatregelen van de eeuwige Godheid niet als zijnde wijs en goed bedacht. Hij mort en klaagt en hij kan met zijn kleine verstand maar niet begrijpen hoe weinig beoordelingsvermogen hij zelf bezit. Mag een mens zich eigenlijk wel aanmatigen te bekritiseren of te veroordelen wat er ooit door de wil van God gebeurt? Desondanks zondigt de mens zo vaak tegen het gebod van de Liefde voor God.

In diepste deemoed zou hij alles in ontvangst moeten nemen wat hem overkomt, goed of slecht. En hij zou steeds maar moeten bedenken dat alles een wijze bedoeling heeft. Als hij zijn geest tracht te ontwikkelen, dan moet hij spoedig inzien dat hij in alle gebeurtenissen een heel zichtbaar ingrijpen van de eeuwige Godheid ondervindt en dat alle draden van de eeuwige schepping van deze Godheid uitgaan. Zodoende is het hele heelal dus het bewijs van de goddelijke Liefde die zich in alle dingen op en boven de aarde te kennen geeft en getuigt van Zijn oneindige wijsheid en almacht.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte