Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0492

0492 Kennisgeving over goddelijk ingrijpen

2 juli 1938: Boek 10

De waarheden zullen aan menigeen gegeven worden. Maar hij zal ze ongelovig afwijzen, omdat alles in hem ernaar verlangt vrij en ongebonden door het leven te gaan. Wanneer de Heer zijn aandacht er nu op vestigt en zijn geest wendt er zich hardnekkig van af en weigert stellig de aanname van zulke waarheden, dan kan de Heer hem alleen nog door beproevingen van allerlei aard dwingen zich ernstig te bezinnen op het doel van zijn bestaan. En toch volgen zeer velen ook deze wenken niet. Liever zien ze alle ongemak met doodsverachting in de ogen, maar hun eigen opvatting veranderen ze niet in het minst.

Deze bijzonder hardnekkige kinderen van de aarde zal de Heer ook met bijzondere tekenen tegemoet moeten treden, zodat hun levenstheorieën aan het wankelen gebracht worden en ze plotseling totaal radeloos tegenover de werking van de natuur staan. En in Zijn barmhartigheid en mildheid probeert de Heer in te werken op allen die over de aarde gaan.

De wereld heeft zich op dit moment al teveel toegeëigend. Ze is al te zeer onafhankelijk geworden van de genade van God. Ze laat enkel nog haar aardse kennis, haar aardse verklaringen gelden voor alles wat ongrijpbaar is. Ze wil de mensen een opvatting aanleren die ver van de waarheid afwijkt om hen aan haar materiële wensen te onderwerpen. Want waar zich momenteel een leer vestigt die eerst eer aan God geeft en aan de mens eerst de plichten tegenover God voorschrijft, daar wordt afbreuk gedaan aan de aardse macht en dat moet tegen elke prijs verhinderd worden.

En zo zal het geschieden dat spoedig de deuren open gaan voor het Woord dat de Heer Zelf op aarde onderwezen heeft. Geen enkeling die het zich tot taak heeft gesteld in verbinding te treden met de Heer van hemel en aarde, zal aan dit Woord weerstand kunnen bieden. Voor hem zal plotseling alles duidelijk zijn wat hij voordien nog verloochende. Want de wil van de mens om het goede te doen zal verder zo’n uitwerking hebben en zich zo uiten, dat de mens naar geestelijk voedsel verlangt. En het Woord van God zal de juiste spijs zijn.

En dan zal het geloof daaraan sterker zijn dan het geloof aan de aardse macht. Eerstgenoemde zal veel eerder zijn opvattingen veranderen, dan dat een mens die vertrouwd is met het Woord van God, zich van dit Woord losmaakt. Het is allemaal om het even, wat jullie van aardse zijde geboden wordt. Alles blijft volledig waardeloos tegenover dat ene, dat de Heer Zelf jullie gaf, dat jullie tot in alle eeuwigheid moeten bewaren als van God gegeven.

Het jongste gericht belooft erbarmen aan degenen die zonder kennis van de leer van God gefaald hebben, maar hun aantal zal klein zijn. Want nu wordt overal de aandacht gevestigd op het grote vraagstuk van de verhouding van het mensenkind tot zijn Schepper en van de goddelijkheid van Jezus Christus. Zal er dan iemand in volledige onwetendheid kunnen blijven bij de huidige pogingen alles te vernietigen en daarvoor iets volledig nieuws op gang te brengen? Heeft niet veel eerder iedereen daar belang bij omdat het om het zielenheil van ieder afzonderlijk gaat?

Het hele geheim van de menswording van Christus is nu juist heel duidelijk onthuld. De mensen hoeven slechts hun ogen en oren open te houden, dan zal deze brandende vraag aan niemand voorbijgaan. Maar of iedereen in alle ernst het belang van deze vraag inziet, of ze zich ervan bewust zijn dat hun zielenheil van de oplossing van deze vraag afhangt en dat ze voor de nieuwe tijd alles opofferen wanneer ze de kern van de zaak niet naderbij komen, hangt alleen af van de wil van ieder afzonderlijk.

God gaf de mensen in elke periode profeten. Hij liet hen de mensen hier ook op attent maken en maakte zichzelf bekend door allerlei soorten gebeurtenissen. Maar hoe wijzer de mensheid zich waant, des te hardnekkiger sluit ze zich af voor zulke wenken en openbaringen van gene zijde. Het is nu eenmaal veel gemakkelijker de mensen door aardse beloftes op een nieuwe zaak te wijzen dan ze met zuiver goddelijke waarheid naar het licht te leiden. Want deze waarheid glinstert en glanst niet zoals al die aardse voordelen die de mensen geboden worden.

Hoe eenvoudiger en natuurlijker een leer is, des te minder bijval ze vindt. Christus leerde de mensen anders niets dan liefde, liefde tot God en tot de naasten, en Hij bood daarvoor het meest heerlijke, de eeuwige gelukzaligheid. Maar omdat dit de mens niet tastbaar voor ogen staat, is zijn aardse welzijn voor hem belangrijker. Hij probeert het te bevorderen en te verbeteren en hij denkt niet aan de nood van de ziel na de dood. En daarom geeft hij in alles toe aan het verlangen van de wereld en zodoende wordt hij ook meer en meer door de wereld gevangen.

Overal laat hij aardse voordelen de drijfveer zijn voor zijn handelen en denken. En het geloof dat hem niets grijpbaars voor de tijd van dit leven biedt, geeft hij op. Maar elke macht die dit bespeurt, maakt van de gelegenheid gebruik en meet zich zelf alle rechten aan die alleen God toekomen. Wie erover nadenkt, zal ook spoedig inzien dat niets aards van lange duur is. En al was het nog zo goed en schitterend gevestigd, dan nog had de Heer het alleenrecht over leven en dood en de macht om de materie te vernietigen of te laten vergaan. En zo begint dan steeds de strijd waar het hoogste Wezen zich genoodzaakt ziet op te treden tegen inbreuken die zich keren tegen de allerhoogste Godheid, tegen de geboden en tegen de leringen van deze Godheid.

Voor het aardse leven alleen heeft de mens werkelijk geen geloof nodig. Want wat zou er aan een korter of langer leven gelegen zijn, wanneer het met de dood van het lichaam afgelopen zou zijn? Of de mens het leven volgens deze of gene opvatting volbracht zou hebben, zou totaal onbelangrijk zijn. Maar kunnen jullie het geringste steekhoudende bewijs leveren, dat het leven dan werkelijk ten einde is?

Denk er in elke onenigheid aan of het voor jullie wel mogelijk zou zijn bewijzen te leveren voor jullie opvattingen. Denk eraan dat jullie ook nooit het bewijs kunnen geven van de waardeloosheid van de leer van Christus. En wanneer jullie er niet helemaal zeker van zijn, wend jullie dan tot de Almachtige, opdat Hij jullie een lichtje geeft. En Hij zal jullie echt niet vergeefs laten vragen. Maar waar jullie vanuit jullie verstand op willen aansturen, is een enorme dwaling die jullie ziel in de diepste duisternis zal hullen en jullie verlossing daaruit ontzettend bemoeilijkt.

Neem dankbaar van God aan wat Hij jullie zendt en sla acht op de tekenen en de woorden die van boven komen. En oordeel niet waar jullie de gave daartoe ontbreekt. En sla dan acht op de tijd die zal volgen, want de Heer laat jullie dan zichtbare waarschuwingen toekomen om jullie die op het punt staan de weg naar de afgrond op te gaan, op de goede weg te brengen. En roep dan de Vader in de hemel aan om verlichting.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte