Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0482

0482 Kracht van God - Innerlijk schouwen - Verlangen

25 juni 1938: Boek 10

Hoe inniger je de verbinding met de Heer zoekt, des te gemakkelijker zullen de berichten tot je komen. Want de geestelijke werkzaamheid betekent hetzelfde als kracht die van de Heer in het menselijke wezen vloeit. Wanneer de Heer nu kan werken door bereidwillige wezens die helemaal in Hem opgaan, dan zal deze kracht zich ook steeds sterker kunnen uiten en ze zal ten slotte rechtstreeks kunnen werken.

Dit is een proces dat gelijk staat aan de werking op verre afstand van de zonnestralen. De kracht van deze stralen is niet altijd even sterk. Als ze eerst vele hindernissen moeten overwinnen, wordt de kracht afgezwakt en bereikt deze met verminderde sterkte de aarde. Zo zal ook de genadekracht die de Heer uitstraalt het hart veel sterker en intensiever beroeren, wanneer het bij wijze van spreken volledig geopend bij de Heer wordt gebracht.

Eén enkel ogenblik van diepste overgave kan de goddelijke kracht soms zo sterk aantrekken dat dit ene ogenblik kennis aan het mensenkind ontsluit middels innerlijk schouwen. Op zo’n moment zijn alle lichamelijke en geestelijke hindernissen overwonnen en dan is het werken van de Godheid in het mensenkind zo duidelijk dat alle verdere twijfels uit dat hart verbannen zijn.

De menselijke ziel wil ondersteund worden. Ze wil voortdurend gevoed worden door Gods genade. Zonder deze genade is ze niet in staat de strijd aan te gaan tegen het omhulsel die haar ketent. Als de genade van God zich echter zo uit, dat haar een blik in het geestelijke leven wordt gegund, dan is de wil van die ziel zeer sterk en bereikt ze haar doel door alle hindernissen heen.

Alleen bij het inwilligen van hemelse gelukzaligheid stilt de Godheid het verlangen, maar anders wakkert ze het verlangen aan. Hoe vuriger en met hoe meer verlangen het hart voor de Heiland slaat, des te helderder het inzicht is dat ze mag ontvangen, maar steeds slechts om in een nog vuriger verlangen naar de goddelijke Heer te ontvlammen. Dit vurige verlangen zal echter pas gestild worden wanneer het kind van de aarde in het eeuwige rijk is binnengegaan.

Maar in Zijn onnoemelijke Liefde en goedheid ontsluit de Heer af en toe ook voor Zijn kinderen op aarde de velden der gelukzaligheid. Hij hoort de kleinste opwellingen van het hart en waar het gemoed zo voorbereid is dat Hij het waardig bevonden heeft voor een buitengewone genade, daar schijnt dan de goddelijke genadezon met onverminderde kracht en vervult het het hart van dat kind.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte