Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0468

0468 Dwaalleren - Ingrijpen van God - Wie verhard is

16 juni 1938: Boek 10

Er bestaan zo oneindig veel dwaalleren die er allemaal van gecharmeerd zijn het geloof van de mensheid ten diepste te doen wankelen en die er ook schuld aan hebben dat er zich een onnoemelijke onverschilligheid van de mensen meester heeft gemaakt ten aanzien van alles wat nuttig is voor hun zielenheil. De Heer heeft in deze nood erbarmen en het ligt slechts aan de wil van ieder afzonderlijk of de ware leer van Christus weer ingang vindt bij de mensen.

Elk tijdperk heeft haar verschijnselen. Zo is het bijzonder opmerkelijk hoe weinig de mens zich met geestelijke problemen bezighoudt. Hij heeft alleen nog belangstelling voor aardse voordelen, voor genot en welzijn en vermeerdering van zijn aardse goederen. En met een dergelijk materialistisch denken kan er nooit een geestelijke richting ingeslagen worden. Dit zal zich nooit met elkaar laten verenigen, aangezien het ene alleen zonder het andere denkbaar is.

Daarom bemiddelt de Heer Zelf. Hij vernietigt daar, waar er teveel aards opgebouwd werd. Pas wanneer een mens volledig van zijn stuk gebracht is, begint zijn denken te veranderen. De mensen geven graag wijze verklaringen over het ontstaan van de goddelijke leringen, om ze als fantasieën van geestelijk beperkte mensen voor te stellen. Al deze verklaringen zullen tot niets ineenstorten, wanneer ze geplaatst worden tegenover de woorden van God, die door de Heer Zelf gegeven zijn.

Het duurt nog maar een korte tijd totdat de Heer zich Zelf zal melden in Zijn kracht en dat Hij rechtstreeks zal werken. En dan kan een kleine weerstand gemakkelijk gebroken worden. Daarentegen moet degene die verhard is, door zware slagen getroffen worden, wil ook hij zo kneedbaar als was worden en zich bereidwillig aan de wil van God onderwerpen. Daartoe zal nog veel geduld en inspanning van de zijde van de dienaren van de Heer nodig zijn. De uitverkorenen zullen in alle zachtmoedigheid en liefde moeten werken en ze moeten alle dwalende mensen verklaringen geven en liefdevolle verwijzingen naar de goedheid van de Heer en Zijn zorg voor alle mensenkinderen.

Maar ieder die dit Woord verneemt en het gelovig in zich koestert, zal leven. Hij heeft de ware levensstroom gevonden die met zekerheid opwaarts voert. Velen moet de Heer echter het ene na het andere bewijs van Zijn macht en gezag geven, vooraleer ze zich bekennen tot de Enige en Allerhoogste van hemel en aarde. De wereld moet eerst in vlammen opgaan, vooraleer zulke verstokte mensen de hand van de Heer erkennen en ze hun innerlijke leven volledig proberen om te vormen.

Maar de terugkeer naar het huis van de Vader is nooit te laat. En hoe ijveriger de mens nu naar de waarheid zoekt, hoe minder hij de moeite schuwt om zich helderheid van geest te verschaffen. En met hoe meer vertrouwen hij zich tot de hemelse Vader wendt om Zijn hulp en erbarmen, des te succesvoller zal zijn zoeken naar de waarheid zijn. En in het herkennen van zijn levenstaak weet de mens nu ook zijn hele leven en streven erop in te stellen, zich nu onvergankelijke waarden te verschaffen voor de eeuwigheid. En de Liefde en barmhartigheid van de Heer heeft weer een ziel aan de duisternis ontworsteld en zo naar het eeuwige licht gevoerd.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte