Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0410

0410 Nieuwvorming van wezens - Leger van scheppende geesten - Problemen

11 mei 1938: Boek 9

Het grootste probleem waarvan de oplossing jullie nauw aan het hart moet liggen, is hoe jullie je met de Godheid die alles omvat en Liefde geeft, kunnen verenigen, om zo als deel van deze eeuwige Godheid later ook onbegrensde macht te bezitten en jullie achter het leger van scheppende geesten te scharen. Daarom is het wijze plan van God steeds op de nieuwvorming van wezens gericht die voortdurend uit vrije wil de wil van de Heer uitvoeren om in de oneindigheid weer talloze minder ontwikkelde wezens rechtvaardig en wijs behulpzaam te zijn als machten die over hen regeren, voor hen opnieuw een nuttige omgeving te laten ontstaan en zo verenigd met de godheid te werken en toch door de goddelijke wil onveranderlijk hetzelfde te doen.

Een invoegen in de goddelijke ordening betekent reeds een vereniging met de eeuwige Godheid, want alles gebeurt dan volgens de wil van God en wederom met het oog op de hogere ontwikkeling van alle wezens die uit God ontstaan zijn. Daarom is elk atoom in het heelal dat uit Gods hand ontstaan is, nooit ofte nimmer waardeloos, maar het blijft bestaan tot in alle eeuwigheid. De maatregelen die aangewend worden om een volledig oplossen van atomen te veroorzaken, zijn min of meer ook door Gods wil veroorzaakte verwezenlijkingen van zijn dienstbare geestelijke wezens, om ook tot in de kleinste oerdeeltjes van de schepping binnen te dringen en ze naar hun bestemming te leiden.

Alles wat de mensen uitvoeren om de materie in zekere mate op te lossen of een andere vorm te geven, is een ingrijpen van de goddelijke wil, dat de wezens die in de materie gebonden zijn, bevrijdt. En dit biedt hen weer de mogelijkheid in een andere vorm het ontwikkelingsproces door te maken dat voor hen bestemd is. Het is van buitengewoon belang aan de voortdurend veranderende natuur de leefregels te ontlokken die voor elk wezen nuttig en bevorderlijk zijn. Als de mens hier acht op slaat, zal hij in elke verandering van vorm steeds een wijs goddelijk plan moeten herkennen, of het nu op de aardbodem is of in de lucht. Overal vindt er een langzame, maar bestendige verandering plaats, die steeds alleen maar de bedoeling heeft de wezens een nieuwe vorm te geven die hen verder ontwikkelt.

Aan en op de aarde kan op den duur niets blijven bestaan. De toestanden van een vorm zijn van verschillende tijdsduur naargelang de omvang van het geestelijk leven dat deze vorm herbergt. De goddelijke wil begint de oude vorm pas te veranderen, wanneer dit geestelijk leven bekwaam is in een andere gestalte haar opgave overeenkomstig haar bestemming te vervullen. En dit steeds zolang, totdat ze de graad van rijpheid bereikt heeft voor het volgende stadium. Zulke wisselingen van ontstaan en vergaan zijn in de natuur voortdurend waar te nemen. En precies zo is volgens dezelfde wet van God aan de ziel de toestand als mens opgelegd. Op dezelfde manier kan de ziel deze toestand pas verlaten wanneer ze in dit omhulsel een voor haar bepaalde graad van rijpheid heeft bereikt.

Het leven op aarde heeft echter alleen waarde, wanneer het bereiken van deze graad van rijpheid bewust nagestreefd wordt, in tegenstelling tot alle stadia die de ziel vóór haar belichaming als mens onvrijwillig had te doorstaan. En daarom moet het van grote waarde zijn bewust in contact te treden met de goddelijke Schepper, opdat de voorgaande, duizenden jaren durende strijd niet vergeefs is geweest en de mens nu zijn laatste opgave met volledig inzicht en uit vrije wil volbrengt. Opdat hij zijn wil naar de godheid wendt en deze volledig aan de goddelijke wil ondergeschikt maakt. Alleen dit is tot zegen voor de geest, opdat zijn streven om zich met de goddelijke Geest van de Vader te verenigen, vervuld wordt. Want Gods Wijsheid en Liefde heeft voor iedereen een opgave gereed die hem in de eeuwigheid opwacht.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte