Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/9005

9005 Hoe is de zondeval van de eerste mensen te begrijpen ?

1 juli 1965: Boek 94

Elke geestelijke vraag die u MIJ stelt beantwoord IK, maar u moet vooralsnog dit ene weten, dat het niet Mijn Wil is geweest om u een zo bijzonder zwaar aardse leven te laten doorstaan. De tijd die u in gebonden wil, d.w.z. onder de wet van het "moeten" heeft doorgebracht zou waarlijk voor MIJ voldoende geweest zijn, want die tijd was zo ontzettend lang, dat zij inderdaad voldoende geweest was dat u zich weer met MIJ had kunnen verenigen. Maar IK moest van u echter wel de laatste beproeving van uw wil verlangen, die u nu als ik-bewuste wezens, als mens, zou moeten afleggen.

U behoefde uzelf slechts vrijwillig weer aan MIJ te geven, dan had u daardoor de grote zonde van uw vroegere afval van MIJ opgeheven. U moest uw liefde tot MIJ bewijzen omdat u zich eens verweerde tegen Mijn Liefdestraling. Daarom waren de eerste mensen goed geschapen en zij waren MIJ in liefde toegewijd, want IK had hen in alles voorzien. IK gaf hun de aarde ten geschenke, IK maakte alles dienstbaar aan hen en zij zagen MIJ als hun GOD en Schepper. Zij waren omgeven door heerlijke werken van Mijn scheppingsmacht. Zij konden zich daarover verheugen en alles was alleen maar daarop gericht dat zij MIJ konden loven en dank zingen, en dat zij MIJ vurig konden liefhebben.

En zij hadden ook geen slechte gedachten vanuit zichzelf. Maar de vrije wil moest IK de eerste mensen evengoed schenken zoals IK gedaan had, toen zij als oergeesten van MIJ waren uitgegaan - zij waren dus zonder vrije wil niet denkbaar. En omdat zij zich eertijds afgewend hadden van MIJ en vrijwillig Mijn tegenstander in de diepte volgden, had deze evenzo het zelfde recht op de eerste mensen in te werken, omdat weer de wil beslissen moest of deze MIJ of hem wilde volgen.

En deze wilsproef, waaraan zij gemakkelijk hadden kunnen voldoen, hebben zij niet doorstaan. Daardoor werden weer alle boze neigingen gewekt die zij reeds in de tijd voor de belichaming als mens overwonnen hadden. Deze stamouders droegen nu hun aard op de erna komende geslachten over, en steeds moeilijker werd het voor dezen zich van de ketenen van de tegenstander te ontdoen. Hadden de eerste mensen echter die wilsproef doorstaan, wat niet te zwaar voor hen geweest was, dan was de eindeloos lange weg van voorheen voor MIJ voldoende geweest, en zij die na hen kwamen hadden MIJ evenzo vrijwillig weer hun liefde geschonken. Zij zouden dan alleen maar over de aarde gegaan zijn om van haar scheppingen te genieten en zij zouden op alle scheppingen alleen maar een goede invloed uitgeoefend hebben, zodat ook die zich als mens vlugger konden belichamen. En dat leven op aarde zou dan slechts een voorstadium geweest zijn tot het eeuwige leven. De macht van de tegenstander zou dan gebroken zijn geweest omdat de eerste mensen zich geheel bewust aan MIJ hadden overgegeven en de tegenstander volledig uitgeschakeld, die nu zijn macht niet meer had kunnen aanwenden en dan zichzelf ook spoedig aan Mijn Liefde had overgegeven.

Er werd dus alleen van de eerste mensen verlangd dat zij zich weer vrijwillig door Mijn licht zouden laten bestralen, en de oerzonde zou dan opgeheven worden, want alleen liefde kon deze zonde verzoenen. Doch nu werd deze zonde herhaald, en wat voorheen alleen op de in de schepping gekluisterde geestelijke wereld betrekking had, dat trof nu de gehele mensheid. Wat de eerste mensen gemakkelijk hadden kunnen bereiken als zij hun wil juist gericht hadden werd nu eindeloos zwaar, omdat alle satanische eigenschappen zich in de mens vastzetten, en om daartegen te strijden was grote kracht vereist die de wil van de mens niet meer opbracht. Bijgevolg werd nu het verlossingswerk van JEZUS CHRISTUS noodzakelijk. Van die Lichtgeest, Die zich vrijwillig daarvoor had aangeboden toen HIJ inzag dat de eerste mensen faalden. DIE Zich MIJ aanbood uit liefde te lijden en te sterven aan het kruis, om deze dubbele zonde te verzoenen.

Vanaf het allereerste begin wist IK al dat deze tweede zondeval plaats zou kunnen vinden, maar IK wilde niet dat de mensen zo'n pijnlijke weg moesten gaan. IK kon echter de wil van de mensen niet onvrij maken. En daar IK weet dat IK eenmaal alle wezens terug zal winnen omdat voor MIJ duizend jaren zijn als een dag - daar het gaat om het eeuwige leven in zaligheid, wat u ook eenmaal in zult zien, behoeft u ook geen bedenkingen te hebben. En als u eenmaal vrij zult zijn van deze kwellingen, bent u dan ook hoogst volmaakt geworden en u zult dan ook genieten kunnen van al die heerlijkheden die tegen al het leed van de tijd ervoor opwegen en niet met aardse begrippen gemeten kunnen worden.

Altijd moet u weten dat niet IK dat ontzaglijk leed, dat de mensen sinds de zondeval van de eerste mensen zichzelf hebben aangedaan, veroorzaakt heb. Dat IK waarlijk de eerste mensen elke mogelijkheid verschafte om hun de vrije wilsbeslissing gemakkelijk te maken. Dat IK hun alleen een licht gebod gaf dat zij konden vervullen, als in hen de liefde zo sterk was geweest dat alleen deze hen ertoe bracht zich geheel aan MIJ over te geven. Dat dan echter deze innige liefde alle erna komende mensen gegrepen had, en dezen daardoor ook Mijn tegenstander konden weerstaan in alle verzoekingen.

De tweede val heeft echter plaatsgevonden, en deze heeft alle erna komende mensen opnieuw belast – tot de goddelijke Verlosser JEZUS CHRISTUS op aarde neerdaalde om met Mijn tegenstander een openlijke strijd te leveren. Want deze misbruikte zijn macht doordat hij de mensen tot steeds grotere liefdeloosheid aanzette en hun wil steeds meer verzwakte, zodat zij zonder het werk van verlossing niet meer vrij konden komen, maar steeds dieper in de duisternis wegzonken.

En aan deze activiteiten heb IK Zelf een grens gesteld. IK zond Mijn "ZOON" naar de aarde om die mensen te redden die gered wilden worden. Want weer moet de vrije wil ertoe bereid zijn de genaden van het verlossingswerk aan te nemen, omdat ook het reddingswerk niet tegen de wil in van de mens volbracht kan worden. Oorspronkelijk zou de gang door de scheppingen van de aarde voldoende geweest zijn om de wilsproef als mens nu te kunnen afleggen, want iedere ziel was door de kwellingen in de "je moet" toestand reeds zo ver uitgerijpt dat zij gemakkelijk de verzoekingen kon weerstaan. Maar de val van de eerste mensen gaf de tegenstander weer macht over alle zielen, en die heeft hij ook uitgebuit op 'n verschrikkelijke manier.

Daarom was als eerste mens juist een oergeest gekozen die alle bekwaamheden bezat om de tegenstander te kunnen weerstaan, maar hij kon niet gedwongen worden tot zijn beslissing. Hij moest volkomen vrij blijven in zijn denken en handelen. En nu zorgde Mijn tegenstander er voor deze vrije wil naar hem toe te wenden, met dus de nieuwe val als gevolg, waardoor de zonde van de afval van MIJ van de geesten herhaald werd. Maar dit recht kon Mijn tegenstander niet geweigerd worden omdat de val van weleer in vrije wil gebeurde, en zij hem in de diepte gevolgd zijn.

U kunt dus niet zeggen dat IK die tweede val gewild heb om u nu weer in een toestand van de grootste kwellingen te verplaatsen, maar IK kon die val niet verhinderen omdat hij ook weer vanuit de vrije wil gebeurde, en deze vrije wil zich ook eenmaal weer naar MIJ toe zal keren, en u dus zeker eens een uitweg uit deze ellendige toestand vindt omdat Mijn Liefde u verlost heeft. Want deze Liefde heeft Zich in JEZUS CHRISTUS belichaamd om de tegenstander te bestrijden, en hem alle zielen te ontrukken die weer tot MIJ terug willen keren in hun Vaderhuis - in hun ware Vaderland dat zij eens vrijwillig verlieten. Mijn Liefde behoort u toe als voorheen, en alle leed zal ophouden zo gauw u vrij wilt zijn van hem die u nog geketend houdt. Zo gauw uw weer naar MIJ verlangt en MIJ zo het recht geeft dat IK u weer in bezit neem, opdat IK u eeuwig niet meer hoef op te geven.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte