Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/8687

8687 Kunnen de christelijke kerkgenootschappen één worden? - De misvormde leer

28 november 1963: Boek 91

Zolang de mensen niet kunnen besluiten de christelijke leer te zuiveren van alle menselijke bijzaken, zolang niet ieder kerkgenootschap de ernstige wil heeft geheel in de waarheid te wandelen en iedere dwaling uit de weg te ruimen, zolang zal de eenwording van de kerken ook niet tot stand komen. Want alleen in de zuivere waarheid kunnen de verschillende confessies elkaar ontmoeten en dan zullen zij één zijn. Maar toch is geen enkele richting bereid van haar leerstellingen iets prijs te geven. Meestal volharden zij juist in de valse leerstellingen. En zolang zij alleen maar hun verstand laten spreken, zijn zij vanuit zichzelf niet in staat onderscheid te maken. En het opvallende is, dat er geen geestelijke richting is die het werken van de geest, het inwerken van God op de mens belijdt en de alleen op deze wijze verkregen kennis erkent. Alleen dat lijkt hun van waarde wat uit het verstand voortkomt en waarvan zij zich nu niet meer kunnen losmaken. Dus is het kenmerk van de kerk die Ik zelf op aarde heb gesticht slechts zelden te vinden als bewijs voor de geloofwaardigheid en de waarheid van hetgeen verkondigd wordt. Juist dat wat de waarheid waarborgt ontbreekt de kerkelijke organisaties, want anders zouden zij alle te vinden zijn bij dezelfde waarheid en iedere onenigheid zou zijn uitgeschakeld.

En zo moet er tot groot leedwezen van de mensen worden vastgesteld dat de zuivere waarheid nergens meer te vinden is waar men geestelijke kennis in ontvangst hoopt te nemen. Het moet gezegd worden dat er overal alleen nog maar een dunne draad doorheen loopt, wanneer de geboden van de liefde tot God en de naaste aangeleerd worden, dat deze zwakke glimp van dit stukje onderricht echter ruimschoots voldoende zou kunnen zijn om toch de waarheid voor de mens toegankelijk te maken, omdat het nakomen van deze geboden van de liefde ook het inwerken van God op de mens garandeert, en dan de mens van binnen uit wordt onderwezen en hij dan zeer goed in staat is te onderscheiden wat waarheid en wat dwaling is. Maar toch is de pure leer van de liefde blijven bestaan als goddelijke leer, en daardoor heeft nog iedere mens de mogelijkheid in de waarheid te leven als hij deze leer maar opvolgt. Dan zal hij ook weten dat al het andere mensenwerk is en slechts tot verkeerde veronderstellingen leidt, dat het alleen maar aardse uiterlijke vormen zijn van dat, wat geestelijk van de kant van God van de mens wordt verlangd.

De mensen zijn echter niet van plan een algehele zuivering uit te voeren van het bouwwerk dat zij voor zichzelf in een toestand van geestelijke blindheid oprichtten. Geen geestelijke richting laat zijn leerstellingen en voorschriften los en zo blijft iedere geloofsgemeenschap een zuiver wereldlijke organisatie zolang zij uiterlijke gebruiken en gewoonten voorstaan, die alleen als zinnebeelden beschouwd kunnen worden waaraan echter de juiste verklaring ontbreekt. En toch zijn ze allemaal geheel overtuigd van hun eigen geestelijke richting. En juist dat is het onheil, want zij bekennen daardoor hun liefdeloze gezindheid die hen verhindert de waarheid in te zien, alsook hun onverschilligheid en onverantwoordelijkheid tegenover de zielen van hun gelovigen. Want ieder mens die in de liefde leeft zal de waarheid zo hoog aanslaan, dat hij zich er ook serieus van zou willen overtuigen of hij in de waarheid wandelt. En een ernstig vragen en bidden om de waarheid zal hem al het licht van het inzicht opleveren.

Waar echter is twijfel aan de waarheid in die kringen aan te treffen die als leiders die mensen bij zich hebben gevoegd, die zelf een leraarschap aanvaardden en uitoefenen? Waar is eigenlijk nog het ernstige verlangen naar de waarheid aan te treffen? Waarom stelt bijna geen mens meer de belangrijkste vraag: "Wat is waarheid en ben ikzelf in het bezit van de waarheid"?

Iedereen verdedigt met een zekere onverzettelijkheid datgene, wat hijzelf heeft aangenomen, en hij neemt daar geen eigen standpunt over in. Hij gelooft echter "vroom" te zijn als hij zonder tegenspraak alles aanneemt wat hem door mensen wordt overgedragen. Iedere eigen verantwoordelijkheid schudt hij van zich af. Hij laat noch zijn eigen verstand, noch zijn hart actief worden om de waarachtigheid te beproeven van dat, waar hij weer voor moet instaan. Hij zondigt zelfs tegen de geest. Want deze is in hem en hij wil alleen gewekt worden door de liefde, om zich dan ook te kunnen uiten, opdat het helder en duidelijk in hem wordt, zodat hij echt wijs wordt omdat hij het licht van Mijzelf mag aannemen, dat hem het zuiverste inzicht schenkt.

Waarom echter bevinden zo weinig mensen zich in dit licht van het inzicht? Waarom verdedigen de meeste mensen een geestelijk goed dat zo ongeloofwaardig is als het aan een ernstige proef wordt onderworpen? Waarom nemen de mensen genoegen met leerstellingen die waarlijk niet van Mij zijn uitgegaan en waarom nemen zij niet de kostelijke geestelijke gaven uit mijn hand aan, die een ieder kan vragen en ontvangen die het serieus om het bezit van de zuivere waarheid gaat en die door een leven in liefde naar mijn wil zich ook direct met Mij in verbinding kan stellen, om door Mij rechtstreeks onderwezen te worden? Het is omdat u mensen allen de kennis over het "werken van mijn geest in de mens" ontbreekt. En dat alleen al bewijst dat u niet juist onderwezen werd en wordt. Dat ook degenen die onderwijzen die kennis ontbreekt en zij derhalve in hun ambt van leraar niet door Mij werden aangesteld. Want wie Ik de opdracht geef een leraar voor de mensen te zijn, die voorzie Ik ook van de juiste leringen. Dit echter ontbreekt jullie die zich geroepen voelen aan het hoofd te staan van een geestelijke richting of confessie, en als "leider" willen worden gezien.

U bent niet door Mij aangesteld. En u zult nooit uw medemensen met de waarheid vertrouwd kunnen maken, omdat u haar zelf niet bezit. En u doet ook niets om haar in uw bezit te krijgen. Sla daarom acht op wat Ik u zeg: Alleen waar het werken van mijn geest in een mens zichtbaar is, alleen daar is de ware kerk die Ik zelf op aarde heb gesticht. En deze is niet aan de buitenkant te herkennen. Maar ze omvat leden uit alle verschillende kerkelijke gemeenschappen, uit verschillende geestelijke richtingen. Want zij hebben een levend geloof dat zij door een leven in liefde hebben verkregen. Dezen weten ook dat mijn kerk zich niet naar buiten toe presenteert, maar daarentegen de innigste band met mijzelf garandeert, die Ik dan ook de waarheid geef, namelijk een helder inzicht op geestelijk gebied. En dat ontbreekt al degenen die niet tot deze kerk behoren, die zich niet kunnen losmaken van een geestelijke leer die nooit van Mij afkomstig kan zijn, maar menselijke toevoeging is van mijn tegenstander zelf uitgaande, die altijd tegen de waarheid zal ingaan, maar nooit erkend zal worden door hen die zich in liefde en geloof aan Mij toevertrouwen.

En zo zult u ook begrijpen dat de eenwording van christelijke geloofsgemeenschappen nooit tot stand zal komen, omdat ieder bij haar eigen leringen wil blijven die ze tot nu toe voorstond. De strijd van al deze confessies gaat altijd alleen over verkeerde geestelijke opvattingen, en ieder is er angstvallig mee bezig deze verkeerde meningen te verdedigen omdat ze die niet op wil geven. Doch alleen de waarheid kan tot zaligheid leiden en alleen wie deze waarheid ernstig begeert die zal haar ook ontvangen, zodra hij de weg inslaat rechtstreeks naar Mij en Mij er ernstig om vraagt.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte