Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/7906

7906 Wie in Mij gelooft (2)

31 mei 1961: Boek 82

Steeds weer wordt u opheldering erover gegeven, dat mijn belofte vervuld wordt die luidt dat die in Mij gelooft het eeuwige leven zal bereiken, maar dat u in een levend geloof zult moeten verkeren om deze belofte deelachtig te worden. En dat betekent weer dat u in de liefde zult moeten leven, wilt u tot een levend geloof komen.

De liefde verzekert u dus een eeuwig leven, want deze brengt een levend geloof voort. Maar Ik moet zo’n geloof van u vragen, want heeft u deze vaste innerlijke overtuiging niet, dan kunt u ook de betekenis van het verlossingswerk niet begrijpen. U houdt u dan alleen aan woorden vast. U spreekt van een geloof, maar bezit de waarheid niet, omdat het weten u ontbreekt over alle samenhang, een weten dat een leven in liefde u pas oplevert.

Zonder liefde zult u alleen van een dood geloof kunnen spreken, van woorden waaraan de diepe innerlijke overtuiging ontbreekt.

U durft alleen niet een u aangeboden geloofsleer tegen te spreken, maar ze schenkt u geen opheldering en dus zou u ook nooit voor zo’n leer kunnen opkomen wanneer dit van u wordt verlangd. Ik heb u de belofte gegeven: “Wie in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven.” Maar u zult u tevoren ermee moeten bezighouden, wat Ik onder “geloven in Mij” wil hebben verstaan.

Wat u over Mij en mijn verlossingswerk wordt gezegd, daar zult u goed over moeten nadenken en uw standpunt moeten bepalen. En dan pas zal blijken of u bij machte bent alles te geloven, of u er volledig van overtuigd bent dat het zo is, zoals het u wordt geleerd, of dat u dan innerlijke twijfel boven laat komen. En dit onderzoek moet van uw kant in alle ernst worden gedaan. En dan speelt de graad van liefde een grote rol in wat u in staat bent te geloven.

Wie in de liefde leeft, twijfelt niet. Want voor hem is de betekenis van het verlossingswerk en de missie van de mens Jezus op aarde duidelijk. Hij weet dat Jezus zich ter wille van de zonden der mensheid heeft opgeofferd en de daad van erbarmen van de goddelijke Verlosser is voor hem begrijpelijk.

Hij erkent Hem als zijn Verlosser en hij weet ook dat hij zonder het verlossingswerk niet zalig kan worden.

Hij doet zelf een beroep op de genaden van het werk van verlossing. Hij gelooft in Mij en kan bijgevolg in aanmerking komen voor de zegen van mijn belofte. Want zijn geloof is levend, het is geen dode vorm. Het is geen manier van zeggen, het zijn geen woorden die de mond alleen uitspreekt.

Het is levend in het hart gevoeld en zo’n geloof zal ook zijn uitwerking hebben. Het zal in werken van liefde tot uitdrukking komen, omdat de liefde de mens niet werkeloos zal laten blijven, maar steeds weer in werken tot uitdrukking komt. En de gelukzaligheid, het eeuwige leven, kan Ik alleen diegene schenken die veranderd is tot liefde, en diens geloof is ook levend. Al mijn woorden zijn geest en leven.

En zo zijn de beloften ook waarheid en ze zullen worden vervuld. Maar Ik vraag daar ook de juiste geestelijke instelling voor.

Ik kan niet de gelukzaligheid en het leven geven aan diegenen die er nog niet ernstig naar streven, die geen innerlijk contact hebben met Mij, dat echter door de liefde tot stand wordt gebracht.

Dan is ook het geloof juist en dan streeft de mens ook naar zijn voltooiing op aarde. Want hij heeft Mij herkend ten gevolge van zijn liefde en zijn geloof en hij verlangt weer terug naar Mij uit wie hij eens is voortgekomen en van wie hij eens is weggegaan. En dan zal waarlijk ook elke belofte aan hem worden vervuld, die Ik de mensen gaf toen Ik op aarde vertoefde. Maar een dood geloof zal geen geestelijk resultaat tot gevolg hebben. Vanuit het dode geloof zal de mens niet geestelijk streven op aarde.

Weliswaar spreekt hij de geloofsleren die hem werden bijgebracht niet tegen, maar hij zal ze ook niet overtuigd kunnen verdedigen als waarheid, omdat het hem daartoe ontbreekt aan geestelijke kennis, zolang de liefde hem mankeert. Maar zonder liefde is er ook geen leven, omdat liefde de kracht is die een actief worden toelaat en omdat “leven” betekent: ononderbroken werkzaam te kunnen zijn naar de wil van God. In licht en kracht te kunnen werken als mijn kind en onmetelijk gelukzalig te kunnen zijn.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte