Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/7601

7601 Omgang met bewoners van andere hemellichamen? "In het huis van Mijn VADER zijn vele woningen !"

17 mei 1960: Boek 80

Door het heelal trekken ontelbare hemellichamen hun baan en alle hebben hun taak - te helpen bij de voltooiing van het onvolkomen geestelijke. En zo begrijpt u nu ook de Woorden: "In het huis van Mijn VADER zijn vele woningen!". En elk hemellichaam neemt die zielen op van wie de toestand van rijpheid aan de omstandigheden op dat hemellichaam is aangepast - of anders gezegd - de mogelijkheden zich te voltooien zijn op elk hemellichaam andere en naargelang hiervan worden ook de zielen die tot voltooiing moeten komen, daarheen overgeplaatst. Maar steeds zijn ook de levensvoorwaarden anders, omdat alle hemellichamen naar hun aard en hoedanigheid verschillend zijn van elkaar, en er kan aan de mensen op aarde geen nadere beschrijving worden gegeven, omdat veel er van voor hen onbegrijpelijk zou zijn en een geestelijk inzicht voorop stelt om begrepen te kunnen worden.

Maar er zijn voor alle zielen, voor zielen in elke graad van rijpheid ook de geëigende hemellichamen om tot voltooiing te komen, waar die zielen zich positief kunnen ontwikkelen als zij van goede wil zijn. Want ook daar wordt met de vrije wil van het geestelijke wezen rekening gehouden, ook daar is geestelijke dwang uitgeschakeld, ofschoon de desbetreffende levensvoorwaarden het wezen in een zekere dwangpositie plaatsen, zich daarin te voegen, omdat anders een bestaan op zo'n hemellichaam niet mogelijk zou zijn. En overal wordt de wezens opheldering geschonken over het doel van hun bestaan. Of zij nu dat licht aannemen en benutten staat hun vrij, is echter beslissend voor hun opwaartse ontwikkeling. Maar al deze scheppingswerken van GOD zijn "woningen in het huis van de VADER". En bijgevolg zal eenmaal al het geestelijke toch die graad van voltooiing bereiken, waarin het aards- materiële scheppingen kan verruilen voor zuiver geestelijke scheppingen, die u mensen met uw aardse ogen niet vermag te aanschouwen. Want alles wat voor u zichtbaar is,zijn steeds nog scheppingen, die wezens herbergen die zich nog moeten voltooien. Daarentegen zijn de reeds volmaakte wezens dan ook in het Lichtrijk werkzaam en hebben geen zichtbare scheppingen als verblijfplaats meer nodig.

Maar al deze scheppingen zijn eindeloos ver van elkaar verwijderd en ook niet voor elkaar bereikbaar. De bewoners van al deze hemellichamen zijn aan hun eigen wereld gebonden - aan het hemellichaam dat hen draagt. Alleen na het bereiken van een bepaalde graad van rijpheid kunnen zij van verblijfplaats wisselen, maar niet willekeurig, maar altijd volgens de grondwet van GOD, waar al Zijn scheppingen zich naar moeten voegen - zoals ook al de wezens die aan deze scheppingen zijn toebedeeld. Daarom is het onzinnig aan te nemen dat zich bewoners van deze hemellichamen willekeurig verwijderen en naar andere hemellichamen zouden kunnen gaan, zonder bevreesd te moeten zijn voor hun eigen vernietiging. Want de levensomstandigheden zijn op alle hemellichamen anders en die kunnen niet eigenmachtig terzijde worden geschoven.

In de eindtijd zal echter ook met zulke plannen gemanipuleerd worden. De tegenstander van GOD zal de lichtgelovigheid van de mensen gebruiken, doordat hij hen voorspiegelt, dat zij verbindingen kunnen hebben met bewoners van andere werelden - en dat dezen uit schijnbaar goede motieven eveneens contact willen opnemen met de mensen op aarde. Want de tegenstander probeert daarmee een ding te bereiken: het geloof aan een einde van de oude aarde te ondermijnen, om zo de mensen te verhinderen zich op dat einde voor te bereiden.

De mensen moeten echter daarover worden ingelicht, dat de aarde een hemellichaam op zichzelf is, dat geen verbinding heeft met andere werelden en dat elke verbinding met de bewoners ervan alleen geestelijk tot stand kan komen. Dat de mens zich dus wel met bewoners van hogere werelden van het Lichtrijk kan verbinden door goede gedachten - vragend om hulp in geestelijke nood - die hem geestelijk ook wel gegeven wordt - maar dat het voor hem niet raadzaam is wezens aan te roepen van hemellichamen, van wie hij niet weet in welke graad van geestelijke rijpheid zij zich bevinden en of zij hem geestelijke hulp verlenen kunnen. In elk geval komt aardse hulp niet in aanmerking, zoals GOD's tegenstander de mensen zou willen doen geloven - dat die wezens vóór een vernietiging van de aarde hun invloed op de bewoners van de aarde zouden kunnen doen gelden. Echte hulp kan alleen GOD verlenen, als de tijd die u, mensen vreest, is gekomen, als u daaraan gelooft, maar HIJ verleent ze ook aan ieder die HEM er om bidt. En HIJ heeft waarlijk engelen genoeg die alleen op Zijn Wil acht slaan om die uit te voeren - en dezen zullen zich ook om de mensen bekommeren, als het uur gekomen is.

Maar GOD's tegenstander heeft in de lichtgelovigheid van de mensen een goede bodem gevonden, waarin hij waarlijk veel slecht zaad kan zaaien. En de mensen nemen al deze onderrichtingen van zijn kant eerder aan dan de zuivere waarheid, wat ook kenmerkend is voor de waarde van zijn zaaigoed. Want steeds probeert de mens een voordeel voor zichzelf uit de dwaling te behalen, en wijst hij de waarheid af, die hem dit voordeel niet belooft.

Het einde is dichtbij en komt onherroepelijk - en elke leer is vals die het einde in twijfel trekt, of aan de mensen een uitweg verkondigt die niet volgens de Wil van GOD is. Want GOD voert Zelf ieder mens uit elk gevaar - die tot HEM vlucht - die tot de zijnen behoort, die een einde niet hoeven te vrezen.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte