Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/6013a

6013a Verschillende gaven van de Geest

31 juli 1954: Boek 65

De Geest uit God uit Zich op velerlei manieren. Want al naar begaafdheid, naar de geestelijke rijpheid, kan Hij in de mens werkzaam zijn. En ook de aard van de mens is bepalend, welke gave van de Geest hem ten deel valt. Het ontvangen van een Geestesgave stelt altijd het (zich) vormen tot liefde voorop, dus een verandering van het wezen in vrije wil. De Geest Gods kan Zich alleen in een vat uitgieten, dat geschikt is om op te nemen. Een vat, dat dus in orde werd gebracht door onbaatzuchtige werken van liefde, om de goddelijke straal van Liefde te ontvangen. Er kan niet op een gave van de Geest worden gerekend door een mens, die deze omvorming tot liefde nog niet heeft volbracht. Derhalve zijn dus de gaven van de Geest steeds alleen het gevolg van een levenswandel in liefde, maar nooit zijn het willekeurig verleende gaven. Ze moeten dus worden nagestreefd, wat ieder wel kan, maar wat slechts zelden wordt gedaan. Op welke wijze nu de Geest Gods werkzaam wordt, beantwoordt aan de taak, die een door God’s Geest overschaduwde mens in het aardse leven is gesteld, die door God’s Wijsheid wel werd ingezien als zegenbrengend voor de mensheid, maar Die toch de vrije wil van de mens vooropstelt.

God weet waarlijk wie Hem wil dienen en hoe deze zich vormt. En Hij zet daarom de mens op de plaats, waar hij het meest doeltreffend bezig kan zijn. De mensen in de eindtijd moeten worden wakker geschud, omdat ze totaal vervlakken in hun denken en daarom buitengewoon onder de indruk moeten komen, om uit hun rust te worden gehaald. Maar ook ongewone verschijnselen hebben een heel natuurlijke verklaring, doch wat de één natuurlijk voorkomt, is voor de ander onbegrijpelijk, omdat hij geestelijk blind is. Dus tegenover deze blinden van geest wordt een “ziende” geplaatst, die zich van zijn gebonden zijn aan de aarde kan losmaken en als het ware weggenomen wordt in het geestelijke rijk en die uit dit geestelijke rijk naar de aarde terugkeert met een gave, die aards niet kan worden verkregen. Hij zal met krachten werken, die hem wat onmogelijk schijnt mogelijk maken. Hij zal door het woord zieken kunnen genezen of in staat zijn helderziend in de toekomst te kijken. Hij zal diepste wijsheid bezitten en dus ook aan de medemensen kunnen overbrengen, of hem zal duidelijk zijn wat voor de mens anders is verborgen. Hij zal in vreemde talen kunnen spreken, zichtbaar zal het werken van de goddelijke Geest aan het licht komen, maar alleen dan, wanneer het er om gaat de zielen van de mensen voor het rijk Gods te winnen. Want de Geest Gods werkt alleen geestelijk in de mensen, maar nooit om aardse belangen te bevorderen. Dus zal de bezitter van een gave van de Geest steeds een arbeider in de wijngaard van de Heer zijn. Hij zal door deze gave een vertegenwoordiger van God op aarde zijn, die Zijn rijk wil opbouwen en vergroten en zich dit tot levenstaak heeft gesteld.

Alleen door deze bereidwillige dienaren Gods zal Zijn Geest Zich uiten, voor de medemensen duidelijk zichtbaar, ofschoon ieder mens vervuld kan zijn met Zijn Geest en deze dus ook helder en duidelijk herkent en bekwaam is zijn weten aan de medemensen door te geven. Ze kunnen echter steeds alleen bedacht worden in overeenstemming met hun wil. En voorwaarde om een kennelijke gave van de Geest te ontvangen is, dat ze willen werken voor God en Zijn rijk. Want God wil Zich door mensen uit de gehele mensheid openbaren. God wil herkend worden in Zijn werken. En daarom moet er een mens als tussenpersoon te vinden zijn, zolang God Zelf de mensen niet tegemoet kan treden, zolang ongeloof en geestelijke blindheid dit volledig uitschakelen.

En zo vloeit hieruit voort, dat God Zelf Zich door Zijn Geest openbaart, Die Zich door een mens uit, wanneer het erom gaat de mensen tot geloven te brengen, hen licht te geven, hun ogen te openen voor het licht dat van boven op de mensen neerstraalt; wanneer het erom gaat de mensen de zin van hun aardse leven bekend te maken en de weg naar het doel te verlichten. Alle gaven van de Geest hebben alleen deze ene bedoeling: op de zielen van de mensen in te werken in goddelijke zin. Dan worden krachten in een mens in werking gezet, die duidelijk van een goddelijk binnenstromen getuigen; het binnenstromen van een kracht, die in God zijn oorsprong heeft, de Kracht van de goddelijke Geest.

Amen

Vertaald door Gerard F. Kotte