Bron: https://www.bertha-dudde.org/nl/proclamation/0796

0796 Mogelijkheden tot uitrijpen – Wereldgebeuren – Geestelijk denken

5 maart 1939: Boek 16

Er werden de mensen ongekende mogelijkheden geboden en die worden hun nog steeds geboden, die moeten bewerkstelligen, dat de geest van de mens zich reeds op aarde geheel met God kan verenigen. En in dezelfde mate als deze mogelijkheden benut worden, wordt ook een vermeerdering van de geestelijke bekwaamheden bereikt. Dat wil zeggen dat de mens er zelf alles aan kan doen om tot volmaaktheid te komen, omdat hij nu het besef heeft welke gaven de geest ter beschikking staan, door middel waarvan hij steeds volmaakter kan worden.

Onwetend zijn, betekent gelijktijdig ook onbekwaam zijn om voor de verdere ontwikkeling zorg te dragen. Maar wie kennis heeft, is in staat om de kracht te onderzoeken, haar in bezit te nemen en door deze kracht te werken. De geleerdheid op aards gebied is al winstgevend in aardse zin; hoeveel meer succes moet daarom de geestelijke kennis van zaken brengen, en hoe onuitputtelijk kan daarom de geest van de mens voordeel uit zulke kennis halen? Zijn geestelijke goederen zullen zich veelvoudig vermeerderen en in welke onnoemelijke voordelen kan die mens zich verheugen, die alle mogelijkheden, die hem geboden worden, benut, met louter de geestelijke verdere ontwikkeling als doel.

Hoe zichtbaarder het succes aan de dag treedt, des te meer zal het weer aansporing zijn tot steeds naarstiger streven op dit gebied. En dus heeft die mens, die alles wat het leven hem brengt in de geestelijke betekenis beziet, die niets met aardse ogen bekijkt en conclusies trekt, die vaak volledig verkeerd zijn, maar steeds overal de toestemming van boven veronderstelt en herkent en nu probeert te doorgronden, wat beslissend was voor de goddelijke Schepper om precies zo, en niet anders, op de mensen in te werken, het daarom veel gemakkelijker om vooruit te komen.

Hij zal als mens weliswaar nooit de diepste wijsheid van God kunnen begrijpen, en ook menig wereldgebeuren zal onbegrijpelijk voor hem blijven. Maar als zijn zinnen alleen geestelijk ingesteld zijn, dan zal het volledige vertrouwen in de goddelijke leiding in hem aanwezig zijn, krachtens waarvan hij in staat is om de beschikkingen zonder bezwaren te aanvaarden. Alles hangt van het willen van de mens af. Als hij geestelijk in allerlei vragen wil binnendringen, dan zal hem ook geestelijk antwoord gegeven worden.

Maar als hij slechts het aardse wereldgebeuren als zodanig probeert te doorgronden, zal hij overal op onverklaarbare tegenstrijdigheden stuiten en hij zal tenslotte zelfs breken als gevolg van de hem onbegrijpelijk lijkende toelatingen van de goddelijke Schepper. En dit leidt dan tot het onbewust afwijzen van een Godheid, die het gehele heelal bestuurt en leidt. Maar hoe zou de mens wel in staat moeten zijn om het heersen en werken van God te begrijpen, wanneer hij niet de geringste moeite doet om geestelijk te denken?

Alleen degene die uit de bron van de eeuwige waarheid put, degene die het goddelijke in zich tot leven wekt en hem door zijn wil de volledige vrijheid geeft om te onderzoeken en zo zijn kennis verrijkt, heeft het waarlijk niet nodig om over aardse gebeurtenissen en toelatingen te piekeren, want voor hem wordt het antwoord op zulke vragen zeer spoedig duidelijk. Hij zal begrijpen, dat het op deze wereld helemaal niet anders kan zijn, als haar bewoners eveneens het rijk van het geestelijke binnen geleid moeten worden.

Het einddoel van al het leven op aarde en in het gehele heelal is en blijft, dat het wezen zich vrij maakt van alle materie dat hem aankleeft, zowel in gedachten als ook in de vorm. Maar dat bereikt alleen degene, wiens geest naar de hoogte verlangt, die alle mogelijkheden, die hem tot het bereiken van die toestand van rijpheid geboden worden, serieus benut. Die alles in verbinding brengt met de noodzakelijke loutering van de ziel en deze zo goed mogelijk probeert te helpen, opdat ze vrij wordt van haar boeien.

Wat de aarde momenteel treft, is geestelijk beschouwd, van het grootste belang. Alle strijd, alle leed en alle ongerechtigheid moet doorgemaakt en verdragen worden, want daardoor moet de in uiterste nood bevindende menselijke ziel wakker geschud worden tot het vrije denken en dit denken moet zich naar boven, op het geestelijke rijk, richten. Het moet zich van de wereld en alle wereldse interesses afwenden. Pas dan zal de nood afnemen en het leven op aarde draaglijk voor de mensen worden.

Amen

Vertaald door Peter Schelling